Trends om van te leren

Artikel delen

Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) noemt het ‘een mooie verzameling van incidenten uit het hele land’. ‘Mooi’ is een wat wrange aanduiding voor de negentien casussen die in het derde deel van ‘Casuïstiek uit brandonderzoek, trends om van te leren’, worden doorgelicht. Maar we kunnen er wel veel van leren. De Brandweeracademie en Brandweer Nederland verzamelden samen met de Teams Brandonderzoek en kennisregisseurs uit de regio’s representatieve brandincidenten. Doel: trends en leerpunten ontdekken voor zowel repressie als preventie, maar vooral voor het brandweervak.

Tekst: ing. Frank de Groot, i.s.m. René Hagen en Ricardo Weewer

Een brand van buiten naar binnen, in een bijzondere tussenwoning of branden over de achtergevel van een woning, bij een vriescel, tankstation, meubelzaak, kelderbox, eengezinswoning, woonzorgcentrum, seniorenwoning, tuincentrum, lunchroom, berging van een flat, ondergrondse parkeergarage, basisschool, badkamer, aanleunwoning, schacht en een cafetaria en seniorenflat: het komt allemaal voorbij in de Casuïstiek uit brandonderzoek. Ricardo Weewer, lector Brandweerkunde, en René Hagen, lector Brandpreventie schreven de rode draad voor het derde casuïstiekboek: “Door echte branden met elkaar te bespreken en te analyseren wat er is gebeurd, leren we van incidenten. We delen en verrijken onze ervaring door met de ploeg te bespreken hoe zij een bepaald incident zouden aanpakken. Tegelijkertijd ontwikkelen we kennis omdat we wetenschap en praktijk met elkaar verbinden.”

Leren van trends

Weewer en Hagen hebben een zestal trends benoemd, waar we wat van kunnen leren voor toekomstige incidenten. In Tabel 1 zijn de belangrijkste trends op basis van de onderzochte casussen weergegeven. Daarna worden de trends één voor één besproken en geven de branddeskundigen aan wat dit betekent voor brandbestrijding en brandpreventie.

Tabel 1
Trends: Aantal casussen (totaal 19)
Rookverspreiding: 12
Gebruik brandpreventieve en preparatieve voorzieningen: 5
Zelfredzaamheid: 5
Dilemma: redden of blussen: 6
Brandontwikkelin:g 12
Brandbestrijding: Alle casussen

Trend 1. Rookverspreiding

Cafetaria met daarboven een seniorenflat.

Bij veel casussen is te zien dat rookverspreiding een belangrijke rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van het incident, de aanpak en de bijbehorende dilemma’s. “Maar de belangrijkste constatering is dat de rookverspreiding veel groter is dan we op basis van huidige kennis en ervaring verwachten. Ook de opleidingen en oefeningen zijn vooral gericht op de brand en de branduitbreiding. Er is veel minder aandacht voor de rook en de rookverspreiding. Onterecht blijkt nu uit de casussen”, zegt Ricardo Weewer.
Gebleken is dat de rook zich via kanalen, schachten en ventilatiesystemen, liftschachten, maar ook via (ondeugdelijke) bouwkundige brandpreventieve voorzieningen kan verspreiden. Soms wordt rook ook van buiten naar binnen gezogen door het ventilatiesysteem. Branden in de parkeergarage, kelderbox of berging onder een appartementencomplex leiden vaak tot grote rookontwikkeling en rookverspreiding tot in de bovenliggende appartementen. René Hagen merkt op: “Brandwerendheid is geen rookwerendheid. We denken nog te veel in termen van de brand en laten ons nog te veel overvallen door de – veelal onverwachte – rookontwikkeling, die in feite voorspelbaar blijkt te zijn.”

Wat kunnen we hieruit leren?
Preventieve voorzieningen blijken vaak onvoldoende om de rookverspreiding tegen te gaan. Constructieonderdelen worden daar (vooralsnog) niet echt op beproefd. In 2019 komen er extra regels voor het beproeven van rookwerendheid. Het rapport noemt een aantal maatregelen om rookverspreiding te beperken:

  • Ervoor zorgen dat rookverspreiding via compartiment overstijgende schachten, kanalen, rioleringen en ventilatiekanalen door de brandcompartimentsgrenzen sterk wordt beperkt.
  • (Sub)brandcompartimentering rookwerend laten uitvoeren.
  • Rookdetectie in de schachten aanbrengen.
  • Brandkleppen adviseren die ook bij lage temperatuur of op basis van rookdetectie werken.
  • In parkeergarages moeten nutsvoorzieningen zodanig zijn aangebracht dat rookverspreiding via deze voorzieningen naar de bovengelegen compartimenten sterk wordt beperkt.
  • Afvoerkanalen van horecagelegenheden niet meer door het gebouw laten lopen maar buitenom.
  • Aandacht voor de werking van ventilatiekleppen boven rookscheidingen. Deze moeten ook sluiten als de rook relatief koud is.
  • Rookwerende scheidingen zouden niet open moeten kunnen blijven staan in geval van brand.

Weewer vult aan: “Ook als de preventieve voorzieningen meer op rookverspreiding zijn gericht, zullen we in de praktijk nog steeds te maken hebben met rookverspreiding. Daarom is er ook repressief een aantal belangrijke leerpunten. Het belangrijkste leerpunt is dat we ons bij de brandbestrijding niet meer moeten laten overvallen door de rookverspreiding. Ga er maar vanuit dat het er is. Dat betekent dat we in onze werkwijze naast de brandbestrijding eerder maatregelen kunnen nemen om te proberen de rookverspreiding zoveel mogelijk te beperken.”

Trend 2. Gebruik brandpreventieve en preparatieve voorzieningen

“We zien eigenlijk nauwelijks dat bewust gebruikgemaakt wordt van de aanwezige preventieve voorzieningen. Dit kan komen door onbekendheid met deze voorzieningen. Het bespreken van branden samen met preventieadviseurs kan dit inzicht vergroten”, merkt Hagen op. “Zo zagen we bij een casus dat er rookwerende deuren aanwezig waren, maar dat die onder een hoek van 90 graden open blijven staan. Ook zien we dat brandbestrijders slangen door de brandwerende deuren moeten leggen om bij de brand te komen. Het is belangrijk deze dan toch zoveel mogelijk te sluiten.”
Compartimentscheidingen blijken verder de rookverspreiding onvoldoende te beperken. Hagen reageert: “Dat levert een groot dilemma op. In een casus was het gebouw zodanig geïsoleerd, dat de brand vanzelf smoorde wegens gebrek aan zuurstof. Dat is zowel repressief als preventief een interessant gegeven. In dit geval werd onbewust de tactiek van de antiventilatie toegepast, en die was succesvol. Maar in dezelfde casus was er een risico op branduitbreiding via sandwichpanelen in de gevel om de brandscheidingen heen. Dat is een fenomeen dat redelijk nieuw is en waar zowel preventief als repressief aandacht aan besteed moet worden.”

Wat kunnen we hieruit leren?
In het algemeen is het voor zowel risicobeheersers als incidentbestrijders goed om meer kennis te hebben van elkaars werkwijze. Wees er tijdens de brandbestrijding ook alert op dat de brand- en rookscheidingen zoveel mogelijk intact blijven:

  • wees alert op branduitbreiding over de brandscheidingen heen;
  • overweeg de tactiek van antiventilatie als het gebouw nieuw is, goed geïsoleerd en weinig ventilatieopeningen kent.

Trend 3. Zelfredzaamheid

“We hebben ook hier weer een aantal casussen gezien waarbij verminderd zelfredzame personen in normale appartementencomplexen wonen. Normale appartementencomplexen zijn echter preventief niet of nauwelijks ingericht op de huisvesting van verminderd zelfredzamen”, aldus de bezorgde constatering van de beide brandspecialisten. “Aanvullende preventieve voorzieningen treffen in dit soort gebouwen zou heel mooi zijn, daar wordt nu ook over gesproken. Toch zullen we deze situaties de komende tijd steeds meer zien. Dat is een maatschappelijke ontwikkeling waar we zowel in de risicobeheersing als in de incidentbestrijding mee te maken hebben. Adviseurs risicobeheersing kunnen adviseren om extra (bovenwettelijke) maatregelen te treffen. Incidentbestrijders moeten voorbereid zijn op grootschalige huisvesting van verminderd zelfredzame senioren.

Wat kunnen we hieruit leren?
“Deze situatie komt steeds vaker voor, daar moeten we dus op voorbereid zijn”, aldus Weewer. “Onder trend 1 is een aantal leerpunten beschreven die kunnen helpen. Voor adviseurs risicobeheersing kan dit leerpunt dienen als onderbouwing om extra maatregelen te adviseren.

Trend 4. Dilemma: blussen of redden?

“We zien dat bevelvoerders en OvD’s (Officiers van Dienst, red.) steeds vaker voor het duivelse dilemma ontruimen/redden versus blussen komen te staan. Er is geen algemeen handelingsperspectief te geven voor dit dilemma. Het hangt erg van de situatie af”, constateren de heren. “Wel zien we dat als de brandhaard snel kan worden bereikt en kan worden geblust, dat dan blussen voor ontruimen wordt gekozen. Dat lijkt de meest logische beslissing, omdat ontruimen vaak veel menskracht vergt en zodra de brand onder controle is kan worden geventileerd, waardoor ontruimen niet meer urgent is.”
Zodra de locatie niet bekend is of niet snel kan worden bereikt, dan wordt het dilemma heel groot en hangt het van de inzichten en mogelijkheden van dat moment af wat de beste beslissing is (als die er al is, aldus de auteurs). “Soms blijven de bewoners niet in hun woningen, dan is er bijna geen keuze meer. We zien dat dan meestal voor ontruimen én blussen wordt gekozen.”
Hagen: “Als er gered of ontruimd moet worden dan denken we niet meer aan de brandkenmerken. Vaak is de branddriehoek compleet. Er is rook, soms zwarte hete rook, er is temperatuur en/of een ontstekingsbron en er is luchttoevoer. Soms wordt de luchttoevoer zelfs door de brandweer zelf veroorzaakt. Toch wordt dan gekozen voor redding. Het lijkt erop dat zodra er een redding of ontruiming aan de orde is, er minder aandacht is voor de brandkenmerken. In deze gevallen ging het steeds goed. Interessant is dan de vraag: waarom ging dit goed? En wat als?”

Wat kunnen we hieruit leren?
“Dit dilemma komt steeds meer voor. We moeten goed voorbereid zijn op dit soort situaties. We kunnen nadenken over de handelingsperspectieven, waarvoor eerder in dit artikel een eerste aanzet is gegeven”, aldus beide heren.

Trend 5. Brandontwikkeling

Er is een aantal casussen waar sprake is van een bijzondere brandontwikkeling. Hier volgt een aantal voorbeelden.

  • Er zullen steeds meer kunststoffen in de woningen komen of andersoortige materialen en constructies die een ander brandverloop kennen dan we doorgaans meemaken. In de toekomst zal de brandweer steeds vaker zogenaamde passiefhuizen tegenkomen. Deze gebouwen zijn nog beter geïsoleerd en dat beïnvloedt het brandverloop.
  • De brand die van buiten naar binnen slaat. De casussen laten zien: brandbare gevelbekleding, een brand die vanuit een rookafvoer met brandbare omkokering van buiten naar binnen slaat, vanaf het dakterras naar binnen of vanuit het ventilatiesysteem naar binnen. Deze branden zijn vaak moeilijk te lokaliseren. De brandweer is nog niet erg gericht op dit type branden, omdat branden meestal in het gebouw zijn.
  • Er zijn ook branden die vrijwel onmogelijk zijn te blussen. Bijvoorbeeld bij parkeergarages. Meestal doet de brandweer toch een poging en het loopt vaak goed af. Maar er is een grens. Ook zien we branden in (meestal grote) gebouwen die al in een zo vergevorderd stadium zijn, dat er onvoldoende koelend vermogen kan zijn om deze te blussen.
  • Er is één casus waar de brand smoorde door zuurstofgebrek, doordat het gebouw goed geïsoleerd en goed gecompartimenteerd was. Hier was ook een andere bijzonderheid: branduitbreiding via de sandwichpanelen van de buitengevel om de brandcompartimentsgrens heen.
  • Brandstichting kent op voorhand een onverwacht snelle branduitbreiding. Aangezien 15 tot 20 procent van de branden aangestoken is, is dit ook een scenario waar rekening mee gehouden moet worden.
  • In één casus werd de brandweer geconfronteerd met stalen dakplaten. De brand was van buiten naar binnen geslagen onder de dakplaten, en was daardoor moeilijk bereikbaar.

Wat kunnen we hieruit leren?
“In het algemeen kunnen we hieruit leren dat de brandontwikkeling is veranderd en ook zal blijven veranderen. We moeten dus berekend zijn op een onverwacht brandverloop. Dit heeft invloed op de verkenning en de keuze voor een bestrijdingstactiek”, aldus de brandspecialisten.

Trend 6. Brandbestrijding: trends en leerpunten

In alle casussen zijn elementen te zien die leerpunten voor brandbestrijding bevatten. De trends zijn in dit geval meteen ook de leerpunten.

Rookverspreiding
“Rookverspreiding was tot nog toe vooral een punt waar we in het kader van eigen veiligheid aandacht aan besteden. Uit de casussen komt duidelijk naar voren dat ook de verspreiding door het gebouw een belangrijke trend is, waar we ons niet meer door moeten laten overvallen”, aldus Weewer.

De verkenning
We zien dat branden van buiten naar binnen kunnen slaan, dat rook de locatie van de brand maskeert en dat er soms ingangen zijn die dichter bij de brand zijn, zodat de brandweer sneller bij de brandhaard kan komen. Een goede buitenverkenning is daarom van groot belang. Hagen: “Met een warmtebeeldcamera kun je buiten soms snel zien waar de brandhaard zit. Dat moet je dan wel doen voordat je de binneninzet aanvangt. De dichtstbijzijnde toegang tot de brandhaard is van belang om zo veilig en effectief mogelijk op te treden. Een ruimere buitenverkenning als start kost wat meer tijd wellicht, maar hopelijk leidt het tot een effectievere inzet waardoor het geheel sneller loopt.”

Ventilatie beheersen
De toevoer van zuurstof naar de brand is volgens de auteurs een nog te veel onderschat gevaar. “Deurcontrole is daarom van groot belang. Om rookverspreiding door het gebouw te voorkomen, maar ook om de brand klein te houden en veilig te kunnen binnentreden. Houd er ook rekening mee dat door onbedoelde of onverwachte luchttoevoer naar de brand, bijvoorbeeld omdat een ruit breekt, het flowpath kan omkeren en de inzetploeg in de problemen kan komen. Houd ook zo lang mogelijk en zoveel mogelijk het gebouw dicht.”
Antiventilatie als tactiek is volgens Hagen en Weewer serieus te overwegen bij een gebouw dat nog dicht is bij aankomst. In sommige casussen zijn overdrukventilatoren toegepast. Soms worden deze ingezet als de brand al onder controle is, soms ook als de brand nog niet is gevonden. De ventilatoren worden dan weloverwogen ingezet, wetende dat de brand kan worden aangewakkerd. “Het beeld bestaat dat het aanwakkeren van de brand wat hogere vlammen kan veroorzaken. Dat is echter een foutief beeld. In echte situaties zijn mogelijk meerdere ruimtes gevuld met rook en pyrolysegassen en kan ventileren voordat er water op het vuur is, desastreuze gevolgen hebben.”

Brandvermogen en koelend vermogen
In een aantal casussen had de brand al bij aankomst een groot vermogen opgebouwd. In grote gebouwen kan de brand, doordat er meer zuurstof aanwezig is, zich vaak beter ontwikkelen voordat deze ventilatiegecontroleerd raakt. Daar moet dan ook voldoende koelend vermogen op ingezet kunnen worden om de brand te bestrijden. “Die is veelal niet aanwezig en dan moet geconcludeerd worden dat de brand niet te bestrijden is. Een defensieve binnen- en/of buiteninzet is dan de enige optie”, aldus Weewer.
Als het gebouw gesloten kan worden gehouden, is een offensieve buiteninzet een mogelijkheid. Hagen: “Maar succes is dan niet verzekerd. Dat blijkt uit het onderzoek naar de offensieve buiteninzet. Ook bij ‘gewone’ woningbranden en zeker bij branden in kelderboxen of parkeergarages, is voldoende koelend vermogen van groot belang.”

Rookgaskoeling
In de casussen waarbij een binneninzet werd gedaan, werd dit veelal in eerste instantie gedaan met een hogedrukstraal. Indien de brand niet direct bereikt kan worden, wordt dan rookgaskoeling toegepast. Daarbij moet de afstand tot de brandhaard echter niet te groot zijn en de ruimte maximaal 70 m2 en maximaal 4 meter hoog. Dat komt omdat zolang de brand niet onder controle is, er hete gassen worden geproduceerd die allemaal moeten worden gekoeld. Op enig moment lukt dat niet meer en kan er gevaar ontstaan voor een flash over of fire gas ignition achter de straalpijpvoerder.

Kwadrantenmodel en transitional attack
“Als een brand van buiten kan worden geblust, dan moeten we dat doen. Dat is altijd veiliger dan binnendoor”, aldus de beide brandspecialisten. “Amerikaans onderzoek heeft aangetoond dat het een mythe is dat de brand daardoor naar binnen wordt gejaagd.”
Een combinatie van offensief buiten en offensief binnen kan ook een optie zijn, lezen we in het rapport. Dat heet een transitional attack. Er wordt dan eerst kort (10 tot 15 seconden) een offensieve buiteninzet met een gebonden straal lage druk gedaan, waarna een offensieve binneninzet volgt. De brand is dan in vermogen getemperd en er is tijd totdat hij weer opnieuw oplaait.
In sommige casussen zien we dat na een eerste binnenverkenning de binneninzet wordt gestaakt en wordt geswitcht naar een ander kwadrant. In dat geval wordt dan meestal een defensieve binneninzet of een defensieve buiteninzet gedaan. Als het gaat om een groot gebouw is dat meestal de enige optie. De brand kan makkelijk ontwikkelen tot een compartimentsbrand en daarvoor is al snel te weinig koelend vermogen beschikbaar. Dat is anders wanneer het gebouw gesloten kan blijven. Dan is antiventilatie een goed alternatief, mogelijk in combinatie met een offensieve buiteninzet.”

Rapport downloaden? Ga naar www.ifv.nl. Kies voor ‘Advies en innovatie’ en vervolgens voor ‘Onderzoek’. Onder ‘Overige onderzoeken 2017’ vindt u de Casuïstiek uit brandonderzoek.