Hoe meet ik de luchtdoorlatendheid?

Artikel delen

Om de luchtdoorlatendheid van een gebouw te meten wordt een zogenoemde ‘blowerdoorproef’ uitgevoerd. Veelal gebeurt dit in combinatie met thermografische metingen en het zichtbaar maken van luchtlekken met rook.

Signaleren van luchtlekken met behulp van rookstaafje.

Voor de luchtdoorlatendheidsmeting wordt een buitendeur geopend en in de deuropening wordt een frame met zeildoek en ventilator geplaatst. De meting moet worden uitgevoerd, onder de hierna aangegeven condities:

  • Toe- en afvoeropeningen van ventilatie- en rookgasafvoerkanalen (ook de afzuigkap) moeten zijn afgeplakt. Een rookgasafvoerkanaal van een open haard mag daarentegen niet zijn afgeplakt.
  • Gastoestellen en mechanische ventilatie worden uitgeschakeld.
  • Alle ramen, buitendeuren, ventilatieroosters, de brievenbusklep en indien aanwezig suskasten en de klep in het afvoerkanaal van een open haard moeten gesloten zijn, maar worden niet extra afgeplakt! Eventueel vergrendelen mag wel.

Blowerdoorproef bij utiliteitsgebouw.

Meetmethode

In het te onderzoeken deel van het gebouw worden alle binnendeuren geopend, zodat er ‘één’ ruimte ontstaat’. De ventilator wordt aangesloten op een luchtdrukmeter die het drukverschil tussen binnen en buiten meet. Als dan ook het aantal vierkante meters vloeroppervlak bekend is, weet men het drukverlies per vierkante meter vloeroppervlak.

De meetmethode volgens NEN 2686 ‘Luchtdoorlatendheid van gebouwen – Meetmethode’ en NEN-EN-ISO 9972:2015 ‘Thermische eigenschappen van gebouwen – Bepaling van de luchtdoorlatendheid van gebouwen – Overdrukmethode’ gaat uit van metingen bij een drukverschil tussen binnen en buiten van 15 Pascal en vervolgens steeds circa 10 Pascal hoger, tot een maximum van circa 95 Pascal. Door middel van lineaire regressie wordt dan het drukverschil bij 10 Pascal bepaald. Deze op het eerste oog ‘wat vreemde’ meetwijze (waarom niet gewoon bij 10 Pascal drukverschil meten?) wordt gevolgd omdat bij een relatief gering drukverschil van 10 Pascal er verstoringen van de meetwaarden (wind, temperatuurverschillen tussen binnen en buiten) kunnen optreden, waardoor niet nauwkeurig gemeten kan worden. Om die invloeden te minimaliseren wordt er ook bij hogere drukverschillen gemeten.

Thermografische opname van de binnenzijde van de woning.

Opsporen van lekken

De metingen worden uitgevoerd door een onderdruk in het gebouw te creëren. Op deze wijze is het relatief eenvoudig om aan de binnenzijde door middel van rookdetectie met een rookstaafje lekken op te sporen. Daarnaast zit de dampremmende laag, die vrijwel altijd ook als luchtdichting fungeert, aan de binnenzijde van de constructie. Bij onderdruk openbaren zich lekken in die dampremmende laag eerder.
Een tweede methode om luchtlekken op te sporen is met behulp van thermografie. Ook bij deze methode wordt er een drukverschil in het gebouw gecreëerd. Wanneer het temperatuurverschil tussen de binnen- en buitenlucht voldoende groot is, circa 10-15 °C, zijn de luchtlekken duidelijk waar te nemen door de warme lucht die ter plaatse van de luchtlekken naar buiten stroomt.

Vaak wordt er zowel op over- als onderdruk gemeten, zodat effecten van bijvoorbeeld overlappende folies of andere dichtingen op zowel een uitgaande als inkomende luchtstroom worden gemeten. Ook is het mogelijk om in een laboratorium de luchtdichtheid van een bouwdeel te meten, confrom NEN-EN 1026. Er wordt dan achter het te testen bouwdeel een luchtdichte spouw of kast gecreëerd, waarna deze ruimte met specialistische meetapparatuur op druk wordt gezet. Op de bouwplaats kan zo’n opstelling ook worden gemaakt met behulp van een mock-up. Voordeel hiervan is dat naast het gevelelement ook de bouwkundige aansluitingen ervan kwalitatief en kwantitatief kunnen worden beoordeeld.

Een derde methode ten slotte is ultrasoon meten, waarbij met geluid de dichtheid wordt gemeten. Er wordt daarbij niet met over- en onderdruk gewerkt. Het betreft hier een kwalitatieve en geen kwantitatieve meting (er komt dus geen ‘getal’ uit). Voordeel van ultrasoon meten is dat meting ook zonder extra maatregelen mogelijk is bij bijvoorbeeld een gevel- of dakelement.