Brandwerend bekleden stalen liggers

Artikel delen


Een helft van een bestaande twee-onder-één kapwoning is eind jaren negentig voorzien van een aanbouw. Van de woning zijn de zij- en achtergevel op begane grondniveau doorbroken en uitgebouwd. Om de oorspronkelijke zij- en achtergevel op te vangen zijn er enkele stalen liggers aangebracht. Anno 2010 wordt de betreffende woning verkocht en heeft de kopende partij een aannemer verzocht om enkele verbouwingwerkzaamheden uit te voeren. Tijdens deze verbouwing constateert de aannemer dat de stalen liggers niet brandwerend zijn omkleed. Als gevolg hiervan wordt gesteld dat de woning niet aan de veiligheidsvoorschriften conform het Bouwbesluit voldoet.
 
Tekst: ing. R.N.P. Kortekaas, Bureau voor Bouwpathologie BB te Montfoort

 
Doordat er een geschil is ontstaan tussen de kopende en de verkopende partij inzake de toepassing van een brandwerende bekleding rondom de stalen liggers wordt uiteindelijk een rechter verzocht om hier een uitspraak over te doen. Door de kopende partij wordt gesteld dat de liggers, middels een gipsplaatafwerking, ten minste 60 minuten brandwerend bekleed hadden moeten zijn. De rechter oordeelt echter dat onvoldoende is vast komen te staan dat op grond van het Bouwbesluit de stalen ligger 60 minuten brandwerend bekleed had moeten worden. Daarnaast zou onvoldoende zijn aangetoond dat het Bouwbesluit het plaatsen van gipsplaten voorschrijft.
Op basis van deze uitspraak is aan de bouwpatholoog verzocht om nader te bepalen of de stalen ligger ten tijde van de aankoop van de woning heeft voldaan aan de veiligheidseisen van het Bouwbesluit.
 
Dossierstudie
Bij het onderzoek is alleen een dossierstudie toegepast. De beoordeling van de veiligheidsvoorschriften gebeurt aan de hand van het geldende Bouwbesluit ten tijde van de verkoop van de woning. Om de kwestie te kunnen beoordelen zijn diverse relevante en op de veiligheid betrekking hebbende voorschriften gehanteerd uit het Bouwbesluit, waaronder artikel 2.12. Belangrijk hierbij te vermelden is dat de woning beoordeeld is als bestaande bouw, omdat de onderzoeksvraag slaat op met moment van aankoop en niet het moment van de verbouwing. Volgens de wet valt een bouwwerk direct na oplevering reeds onder bestaande bouw.
 
Artikel 2.12 stelt dat:

  1. Een uiterste grenstoestand van een bouwconstructie waarvan het bezwijken leidt tot het onbruikbaar worden van een rookvrije vluchtroute, wordt gedurende 20 minuten niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastings-combinaties die kunnen optreden bij brand.
  2. Onverminderd het eerste lid, wordt een uiterste grenstoestand van een in tabel 2.12.1 aangegeven hoofddraagconstructie gedurende de in die tabel aangegeven tijdsduur niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.

 
In sub 2 van artikel 2.12 wordt de hoofddraagconstructie genoemd. De definitie van de hoofddraagconstructie op het gebied van brandveiligheid is als volgt:
 
Een deel van de bouwconstructie gelegen in of grenzend aan een brandruimte als bedoeld in onderdeel 5.1 van NEN 6068 van gebouwen met brandcompartimenten en subbrandcompartimenten als bedoeld in de afdelingen 2.13 en 2.14 van het Bouwbesluit waarvan het bezwijken leidt tot het ook bezwijken van een bouwconstructie die:

  1. niet in hetzelfde brandcompartiment is gelegen als de beschouwde brandruimte; dit geldt niet voor woonfunctie;
  2. in het geval de brandruimte een subbrandcompartiment is of een deel van een subbrandcompartiment, zorgdraagt voor het instandhouden van niet-direct aangrenzende subbrandcompartimenten en niet-direct aangrenzende andere ruimten;
  3. in het geval de brandruimte deel uitmaakt van een (sub)brandcompartiment dat meer dan drie bouwlagen bevat, zorg draagt voor het instandhouden van ruimten die niet direct aan de brandruimte grenzen, maar wel in het (sub)brandcompartiment zijn gelegen; daarbij mag worden uitgegaan van de voor het bezwijken meest ongunstige ligging van de brandruimte in een combinatie van drie bouwlagen.

 
Beoordeling
Omdat de onderhavige woning gelijk is aan één brand- (en rook-)compartiment en grenst aan de buitenruimte, hoeft er geen gebruik gemaakt te worden van een rookvrije vluchtroute. Hetzelfde geldt voor de andere zijde van de twee-onder-één kap-woning. Artikel 1 wordt in deze kwestie dus niet van toepassing geacht.
Uit sub 2 van artikel 2.12 kan worden opgemaakt dat tot de hoofddraagconstructie die onderdelen kunnen worden gerekend waarvan bezwijken aanleiding kan geven tot progressive collapse of indien een compartiment meer dan drie bouwlagen heeft. De beoordeelde woning bestaat uit vier bouwlagen (drie verdiepingen en een kelder). De toegepaste stalen ligger heeft als functie het in stand houden van ruimten die niet direct aan een (mogelijke) brandruimte liggen. Op basis hiervan is bepaald dat de stalen ligger deel uitmaakt van de hoofddraagconstructie.
Omdat de ligger onderdeel uitmaakt van de hoofddraagconstructie, is aan lid 2 van artikel 2.12 getoetst. In dit artikel wordt verwezen naar tabel 2.12.1, waarin de omstandigheden zijn weergegeven waarin er een minimale bezwijktijd geldt. In deze tabel wordt verwezen naar een meetniveau. De definitie van meetniveau betreft: Hoogte van het aansluitende terrein, gemeten ter plaatse van de toegang van het gebouw.
Het hoogteverschil tussen de voordeur van de woning en de hoogste verdiepingsvloer is minder dan 7 meter, waarmee de eis uit tabel 2.12.1 niet van toepassing wordt geacht. Deze eis betreft de onderste grens waarop er eisen op het gebied van brandveiligheid aan een constructie gesteld worden. Op basis van bovenstaande is beoordeeld dat er op de stalen ligger geen veiligheidseisen van het Bouwbesluit van toepassing waren op het moment van overdracht van de woning.