Nieuwe ondergrondse kamer voor oude schatten
Hoewel het Utrechtse project DOMunder met z’n 350 vierkante meters vloeroppervlak maar een klein project is, is het bouwtechnisch zeer interessant. Daarnaast is het absoluut uniek: nergens in Nederland is tot nu toe een ondergrondse ruimte gerealiseerd waar zo’n 20 eeuwen geschiedenis met de grootst mogelijke voorzichtigheid ‘ombouwd’ moesten worden.
Tekst: Carla Debets Bouwtekst
Beeld: Initiatief Domplein, Carla Debets
DOMunder is de nieuwe historische attractie die is gerealiseerd in het hart van het Domplein in Utrecht, tussen de Domkerk en de Domtoren. De ondergrondse ruimte is ongeveer 350 m2 groot en het laagste punt ligt op een diepte van 4,70 meter. In de ruimte bevinden zich onder meer de resten van de pijlers van het middenschip van de Domkerk die in 1674 door een storm werd verwoest.
Dát DOMunder gerealiseerd is, is op zich al bijzonder. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE, voorheen Rijksdienst voor Monumentenzorg) is immers steeds: het behoud van erfgoed. En hoe kan dit erfgoed beter bewaard blijven dan rustig in de bodem? Onder meer het Verdrag van Malta dat ook Nederland in 1992 ondertekende, én de hedendaagse technische mogelijkheden leidden uiteindelijk toch tot een – ook letterlijke – doorbraak. Het Verdrag van Malta gaat namelijk niet alleen uit van bescherming van bodemschatten, maar ook van het voor publiek toegankelijk maken van archeologie. Dat streven staat ook bij de RCE hoog in het vaandel. En wat die techniek betreft: zonder de mogelijkheden van nu voor onderzoek, opgraven, conserveren en tentoonstellen was deze ondergrondse schatkamer er niet gekomen.
Sleuf 19 en 20
De graafwerkzaamheden voor de nieuwe ondergrondse ruimte waren niet de eerste. Al sinds 1927 was men nieuwsgierig naar wat er zich allemaal onder het Domplein kon bevinden. In 1927 vond de renovatie van de Domkerk en Domtoren plaats, waarbij onder meer funderingen werden aangelegd voor een nieuw ontvangstgebouw. Vooral archeoloog A.E. van Giffen deed veel onderzoek en zijn contouren van ‘sleuf 19 en 20’ uit 1949 waren bepalend voor de nu gerealiseerde ruimte. Deze grond was al verstoord en daardoor was de kans dat er schade werd toegebracht aan de archeologie minimaal.
Ondergronds
De ondergrondse ruimte is zoveel mogelijk gesloten om de klimatologische omstandigheden zo goed mogelijk in de hand te houden. De ruimte heeft damwanden rondom en een gesloten dak, zodat eigenlijk alleen de onderzijde ‘open’ is. Voor het aanbrengen van de damwanden zijn bijna 400 sonderingen uitgevoerd om er zeker van te zijn dat geen archeologie verstoord zou worden. Vervolgens zijn de damwanden met speciale stille en trillingsvrije technieken de bodem ingedrukt.
Het dak van de ruimte bestaat uit een ter plaatse gestorte betonvloer die op de meeste plaatsen 450 mm dik is. Deze vloer rust onder meer op de stalen damwanden (met stalen hoekprofielen) en op een aantal bestaande pijlers. Zo wordt het schip van de oude kerk nog weer hergebruikt. Omdat het metselwerk van deze pijlers dateert uit 1480 is er eerst voor alle zekerheid nog onderzoek gedaan naar de drukvastheid van het materiaal, maar daar bleek niets mis mee. Ter plaatse van de pijlers is het betonnen dek wel dunner gemaakt, tot 350 of 200 mm, om zoveel mogelijk oud materiaal van de pijlers te behouden. De bovenkant hiervan lag namelijk nét onder de bestrating.
De betonnen vloer is niet ineens gestort, maar eerst als stempelraam uitgevoerd. Met zo groot mogelijke openingen om vervolgens de ruimte goed te kunnen ontgraven én om het publiek te laten zien wat er in deze uitvoeringsfase gebeurt. Een tijdelijke tentconstructie beschermde daarbij zowel de archeologie als de mensen tijdens de bouw en rondleidingen. In het betonnen dek zijn ook nog lensvormige openingen aangebracht die zijn voorzien van glas dat zorgt voor enig daglicht in de ondergrondse ruimte.
Belevingsroute
Om alle bodemschatten in de ruimte te kunnen bekijken, is er een belevingsroute aangebracht. Deze begint bij de entree tot de ondergrondse ruimte, die tevens uitgang is. Omdat deze entree zich op het Domplein bevindt, moest de zichtbaarheid hiervan minimaal zijn. Architect Jaco D. de Visser ontwierp daarvoor een soort tweedelig luik van cortenstaal: stalen ’vingers’ die in gesloten toestand in elkaar grijpen en in geopende toestand de doorvalbeveiliging vormen. Vanaf de straat gaat een cortenstalen trap naar beneden, om via een tochtsluis op het belevingspad te komen. Dit pad leidt bezoekers door de ruimte en bestaat uit een stalen roostervloer van 850 tot 1100 mm breed, met deels glazen wanden. Op diverse plaatsen zijn verbredingen aangebracht waar specifieke presentaties voor groepen worden gehouden. De damwanden zijn voorzien van al of niet geperforeerde stalen platen waarop en waarachter zich presentaties afspelen. Soms lopen deze platen deels gebogen onder het betonnen plafond door. Met verschillende op- en afstapjes wordt al of niet dieper op de geschiedenis ingegaan.
Klimaatbeheersing
Eén van de grootste uitdagingen was om het klimaat zodanig te maken dat achteruitgang van de archeologie zou worden voorkomen. Om biologische aantasting door vocht te voorkomen, zou een droge ruimte ideaal zijn. Echter: dit zou problemen opleveren voor de bestaande kleilagen en dus voor de oude muurprofielen die daarop staan. Bij droging van de klei krimpt deze namelijk circa 10 tot 15 procent; een onwenselijke situatie. LBP I SIGHT die vanaf het begin bij het project betrokken was, kwam met de oplossing: glasplaten aanbrengen op een afstand van circa 20 millimeter vóór de kleilagen. Door openingen aan de onder- en bovenzijde én een temperatuursverschil van 1 graad tussen de lucht in de ruimte en de bodemtemperatuur, ontstaat achter de glasplaten een zwakke luchtstroom. In combinatie met een relatieve vochtigheid in de ruimte van 75 procent kan een evenwichtssituatie ontstaan voor de verdamping en toevoer van vocht uit en in de klei. Monitoring is hierbij een belangrijk gegeven zodat snel ingegrepen kan worden indien nodig.
2000 jaar geschiedenis
In DOMunder zijn onder meer de overblijfselen zichtbaar van muren van de Romeinse principa, een deel van het transept van de Heilig Kruiskapel, veldkeienfunderingen van de romaanse Dom en zes pijlerfunderingen van de gotische Dom. Daarnaast zijn er allerlei opgegraven vondsten te zien en kunnen bezoekers de geschiedenis beleven vanaf het moment dat de Romeinen rond 45 na Christus het castellum Trajectum bouwden. Met behulp van een slimme zaklamp worden archeologische resten zichtbaar en verhalen hoorbaar. Zie voor meer informatie: www.domunder.nl
Projectgegevens
Opdrachtgevers: Stichting Domplein 2013
Architect: Jaco D de Visser architecten, Utrecht
Uitvoering: Aannemersbedrijf Van Zoelen, Utrecht
Constructies: ABT, Arnhem?
Bouwfysica: LBP I SIGHT
Experience: Tinker Imagineers bv, Utrecht
Adviseurs en installaties: HE-adviseurs, Van Dort en Verweij
Start uitvoering: mei 2013
Oplevering: mei 2014