Aandacht voor Brandveiligheid dooft steeds uit
Wat weten we eigenlijk van brand? Waar het in het onderwijs aan bod komt beperkt het zich vaak tot het behandelen van regelgeving. Dat heeft echter niet zoveel zin als je geen correcte voorstelling van een brand hebt. Wat is vuur eigenlijk? Hoe ontstaat een brand? Hoe breidt deze uit? Welke preventieve maatregelen zijn denkbaar? Hoe verloopt het bestrijden van een brand? En hoe reageren gebouwen, inrichting en vooral gebruikers, bewoners en hulpverleners? Dit artikel is een oproep om tot meer aandacht en kennisverspreiding te komen. Een aansporing om eens gericht te ‘youtuben’. Tevens een pleidooi voor meer verantwoordelijkheid bij gebouwontwerpers, bouwers en leveranciers.
Tekst: Prof. Dr. Ir. Jos Lichtenberg
Pas als je brandgedrag beter begrijpt, krijgen normen een betekenis. En dan nog zijn deze een soort juridisch instrument, terwijl je als ontwerper of bouwer toch vooral een daarbovenuit stijgende morele verantwoordelijkheid draagt. Met andere woorden: kun je je handen in onschuld wassen als je keurig aan de voorschriften voldoet en het feitelijk toch niet goed zit? Ik vind van niet. Dat geldt niet alleen voor ontwerpers en bouwers, maar ook voor onderaannemers, adviseurs en leveranciers. In ieder geval elk voor het deel dat zij leveren. Argeloze gebruikers van gebouwen, hun klanten, vertrouwen immers volledig op de door ontwerpers en bouwers gemaakte keuzes.
Onwetendheid
Als zich ergens in den lande weer eens een ramp voltrekt, laait de discussie op. Na een jaar of zo dooft deze altijd weer langzaam uit. Over een woningbrand met een of twee slachtoffers praten we hooguit enkele weken na. Daarna draait de wereld weer door.
De vraag is of we onze verantwoordelijkheid wel voldoende nemen? Het kan iedereen treffen. En kun je je dan als ontwerper of maker wel verschuilen achter onwetendheid? Of kun je toch aangesproken worden op hetgeen je redelijkerwijs wel geweten zou moeten hebben?
Verantwoordelijkheid
Er komt wel veel op ons af, het is niet alleen veiligheid, maar toch… Ik heb de afgelopen jaren vanuit diverse functies meerdere keren gemerkt dat bouwpartners inclusief industriële bedrijven ontkenningsgedrag vertonen. Als het je omzet aantast ga je kennelijk problemen zodanig bagatelliseren, dat je het zelf gaat geloven. Journalistiek en wetenschap moeten daarom kritisch blijven en bewijsvoering afdwingen. In alle gevallen blijft de verantwoordelijkheid bij de aanbodzijde liggen. Soms een gedeelde verantwoordelijkheid van leverancier, aannemer, installateur, adviseur of ontwerper. En hoe ver reikt je verantwoordelijkheid? Als je bijvoorbeeld gecertificeerde vloeren en wanden met een bepaalde brandwerendheid voorschrijft of inkoopt, heb je dan voldoende gedaan? Of als het, zoals vaak in de praktijk, bij de aansluiting misgaat, had je als ontwerper of als bouwer redelijkerwijs moeten of kunnen weten wat de indirecte gevolgen van zwel- of krimpgedrag voor de bouwknoop zijn?
Ik vind eigenlijk van wel, al reikt de verantwoordelijkheid van een productleverancier ook verder dan het product met certificaat. Dat zit in de twilight zone van zijn verantwoordelijkheid, maar doelbewust kennis achterhouden of halve waarheden verkondigen, is in elk geval verwerpelijk.
Een ander voorbeeld van incomplete informatie verstrekking is dat producten altijd worden getest in een ‘verse’ status. Maar wat doet de tijd met afdichtingen, met kieren, et cetera? Deurfabrikanten weten wel dat hun producten kunnen vervormen en door het gebruik enigszins scheef kunnen gaan hangen. Dat afdichtingen verouderen weten ze ook. Tenzij men daartoe heel concrete oplossingen aanreikt is het dus in feite zo dat de werkelijke brandwerendheid van de deur/kozijn combinatie over bijvoorbeeld tien jaar is afgenomen. In een dergelijk voorbeeld zou je de fabrikant moeten aankijken als het om verantwoordelijkheden gaat lijkt me. Overigens biedt dit tegelijkertijd ook weer een kans om een prestatiegarantie gekoppeld aan een onderhoudscontract te introduceren. Wat ik hier hou is geen juridisch, eerder een moreel betoog.
Het gevoel
Ga eens een avondje ‘youtuben’ en bekijk eens wat brandfilmpjes, onder andere door te zoeken op woorden als ‘flash over’. Wat op mij destijds grote indruk maakte was een reportage over een brand in Sao Paulo in 1974: https://www.youtube.com/watch?v=q6oC_QX3-G4. Ik waarschuw voor de schokkende beelden, maar na 15 minuten ben je wel hyper gemotiveerd om brand per onmiddellijk serieus te nemen.
Ik ben zelf geen brandspecialist. Als productontwerper weet je gaandeweg overal meer vanaf en ontwikkel je aldus ‘het gevoel’. Je doorziet dan beter de mogelijke knelpunten en je weet beter wanneer jouw kennis tekort schiet. Eigenlijk het belangrijkste wat naar mijn idee een ingenieur als integraal ontwerper altijd zou moeten nastreven. De normen komen daarna pas en zijn voor de cijferaars.
Ook voor HoTT is brand vanaf het begin een item geweest. De rookmelders werden door het Bouwbesluit al voorgeschreven, maar overal kun je direct van de brand af naar buiten vluchten en qua materiaalgebruik is eigenlijk consequent voor onbrandbare materialen gekozen. Met uitzondering van een houten bekleding, die wel in een brandlastberekening samen met het interieur is meegenomen, en de polystyreen isolatie onder de begane grondvloer (op staal) waarlangs zich een brand in feite nooit voortplant.
Inrichting
Rookmelders en sprinklers zijn een uitkomst omdat gebruikers ook de nodige inrichting en stoffering naar binnen brengen, waarop je als ontwerper en bouwer geen invloed hebt. Ze slaan alarm, respectievelijk doven of vertragen branden, maar ontslaan ons als bouwkundigen niet van een kritische houding met betrekking tot materiaalgebruik in gebouwen. Op vloeren van woningen rekenen we immers met 175 kg/m2 nuttige belasting (inclusief onszelf), terwijl een gebouw doorgaans 1.500 kg materiaal per m2 vloeroppervlak bevat. Verder is het juist het gebouw dat ons en hulpverleners, onafhankelijk van de inrichting, moet beschermen om te kunnen vluchten en schade te beperken.
Isolatie
Voor de meeste materialen zijn wel brandveilige alternatieven te vinden. Een bijzondere aandacht en zorg is er wat mij betreft richting isolatiemateriaal. Dit materiaal is pas sinds de jaren zeventig onze bouw binnengeslopen. Straks, als we (in 2020) energieneutraal moeten zijn, bestaat maar liefst ongeveer 50% van alle materiaal uit isolatiemateriaal. In HoTT is dat nu al zo (zie doorsnede). Bij passief bouwen kan het oplopen tot boven de 60%. Het verweer dat ik altijd hoor is dat het in veel gevallen is ingesloten tussen onbrandbare materialen, bijvoorbeeld in een spouw of in een doos, zoals in een dak of skeletconstructie. Dan komt ten eerste de vraag op of die insluiting altijd wel consequent is doorgezet, zoals bij roosters, doorvoeren en aansluitingen. Denk aan een klassieke brand in het filter van de afzuigkap of aan een schoorsteen die onvoldoende is geïsoleerd en te heet van buiten wordt. Voorts de mogelijkheid van een kortsluiting in een elektravoorziening die in het inwendige van de dak- of gevelconstructie wordt ontsloten. Een brandbaar isolatiemateriaal in de dak- of gevelspouw geeft dan voeding aan een explosieve uitbreiding. Het is immers luchtig gestapeld materiaal, zoals we het bij een kampvuur ook zouden doen.
Als het gaat om een interieurbrand in een gevorderd stadium, is een beschermende binnenlaag ook niet meer afdoende. Na in veel gevallen na 20 tot 45 minuten is deze laag beschadigd, zodat het vuur in de spouw kan doordringen en dan is de beer los. Al daarvoor kunnen zich in de (geventileerde) spouw gassen ontwikkelen en kan zelfontbranding optreden. Er is dus veel te zeggen voor de toepassing van een onbrandbaar isolatiemateriaal.
Om terug te komen op de productverantwoordelijkheid van de leverancier, ligt hier wel degelijk een taak om realistische bewijsvoering te leveren. Suggestieve demonstraties door een aansteker bij een materiaal te houden om zelfdovendheid aan te tonen, zijn misleidend en zetten klanten op het verkeerde been. Minerale wol, schuimglas en het minder gebruikte perliet of vermiculiet zijn buiten elke verdenking. Het zou te ver voeren en innovatie remmend zijn om op voorhand te beweren dat andere materialen dat niet zijn. Denk bijvoorbeeld aan fenol- of resolschuim of goed opgesloten PS of PUR-schuim, zoals in sandwichpanelen of als mengstof in beton (PS-beton). Het is op zijn minst reden voor bewuste keuzes. In HoTT is overigens, met uitzondering van de begane grondvloer, gekozen voor minerale wol. In de gevels en tussen het staalframe is glaswol toegepast en op de daken steenwol vanwege de begaanbaarheid (drukvastheid).
Erkenning van probleem, bron voor innovatie
Wat meer transparantie en eigen verantwoordelijkheid, het wellicht zelfs bewust limiteren van de applicaties, hoe schadelijk ook voor de eigen omzet, zou wenselijk zijn. Bedenk dat juist het ontkennen van het probleem de grootste rem op innovatie is en het erkennen ervan de grootste driver om vanuit de beperking toch tot goede oplossingen te komen.
Brandveiligheid wordt HoTT
Serie artikelen House of Tomorrow Today
Jos Lichtenberg is hoogleraar bouwproductontwikkeling aan de TU/e en stichter van Slimbouwen. Hij realiseerde onlangs in Sterksel een woning in de geest van deze procesinnovatie. Daarnaast werden de uitgangspunten van Active House gevolgd, een vanuit de gebruiker ontwikkeld energieconcept. Daarmee is nu ook een energieleverende woning gerealiseerd.
Al met al is de woning een proeftuin voor toekomstgericht denken waarbij vanuit het totaalconcept marktpartijen gericht zijn uitgenodigd. Soms met bestaande innovaties, slim bijeen gebracht, soms met compleet nieuwe producten.
Deze serie gaat thematisch in op de vele aspecten rondom deze in Sterksel gerealiseerde woning, waarbij dit ook breder wordt getrokken richting ‘de markt’. De woning is namelijk niet ontwikkeld als doel op zich, maar als tussenstap onderweg naar morgen. Vandaar dat de woning House of Tomorrow Today (HoTT)’ is gedoopt. Gaandeweg wordt aldus met deze serie een toekomstbeeld geschilderd.