Oppassen
Ook in de bouwbranche is de zoon, in de ogen van vader, vaak de ideale bedrijfsopvolger. Hij werkt al jaren mee in het bedrijf: sterker nog, hij is er mee opgegroeid. Maar binnen de familieverhouding ligt wel een gevaar op loer: de vader die de zoon te vriendelijk behandelt. Fiscaal kan dit zeer vervelende gevolgen hebben.
Tekst: Mr. Frank Kerkhof RB
Alfa Accountants en Adviseurs te Bennekom
fkerkhof@alfa.nl
Overdracht
Jaren geleden had vader de aandelen in zijn BV overgedragen aan zijn zoon. Zijn zoon was altijd al de logische opvolger geweest. Tegelijkertijd twijfelde vader. Zijn zoon had af en toe duidelijk andere inzichten dan hij. Waar vader altijd zeer voorzichtig was, pakte zijn zoon het liefst grote (en daardoor ook risicovolle) bouwprojecten op. Tot de aandelenoverdracht had vader dit meestal tegengehouden. Daarna was de zoon de baas en kon dat niet meer.
Zakelijke prijs
Bij de overdracht waren vader en zoon ervan overtuigd dat zakelijk handelen geboden was. Om elke schijn van bevoordeling te voorkomen werd aan een accountant gevraagd de waarde van de aandelen vast te stellen. Deze stelde de waarde vast op € 1.000.000. Een redelijke prijs volgens vader. Ook zijn zoon stemde er mee in, hoewel hij de aandelen natuurlijk liever voor niets had overgenomen. Technisch kwam de bedrijfsopvolging tot stand doordat de holding van vader de aandelen verkocht aan een door zijn zoon opgerichte besloten vennootschap. De holding van de zoon bleef de koopsom schuldig.
Tegenvaller
De zoon nam, zoals te verwachten viel, al snel enkele grote projecten aan. Op zichzelf geen slechte keuze, ware het niet dat kort daarna de bouwbranche in een diepe crisis belandde. Eén van de gevolgen was dat de holding van de zoon niet meer aan haar betalingsverplichtingen jegens de holding van vader kon voldoen.
Moeilijke keuze
En toen stond vader voor een keuze: moet ik invorderingsmaatregelen nemen of probeer ik het bedrijf en mijn zoon te helpen? Het eerste zou de zakelijk verstandige keuze zijn geweest, maar vader koos voor zijn zoon. Hierbij speelde een belangrijke rol dat vader ‘zijn schaapjes op het droge had’. Het harde werken had hem een aanzienlijk vermogen opgeleverd. Ook zonder de koopsom voor de aandelen was zijn oudedag financieel dik in orde. Dus vertelde hij zijn zoon dat hij (of beter gezegd: de holding van de zoon) de koopsom niet meer hoefde te betalen. Daarnaast stelde de holding van vader zich garant voor de schulden van het bedrijf.
Jammer
Helaas bleek de hulp tevergeefs. Uiteindelijk, na het faillissement van de BV, klopten de bank en de crediteuren bij de holding van vader aan. Maar het werd nog erger. Een jaar later kwam de fiscus bij vader langs. Volgens de fiscus waren de garantstelling en het kwijtschelden van de koopsom op onzakelijk gronden tot stand gekomen. De holding van vader (lees: vader zelf) had dit ‘slechts’ gedaan uit liefde voor zijn zoon. Een onafhankelijke derde zou nooit zo gehandeld hebben. Hierdoor mocht de holding van vader de betaling uit hoofde van de garantstelling en het niet innen van de koopsom voor de aandelen niet ten laste van haar fiscale resultaat brengen. Erger nog: volgens de fiscus was in zoverre sprake van een belaste winstuitdeling aan vader. Om een lang verhaal kort te maken: uiteindelijk moest vader zelfs het beleggingspand dat hij in privé bezat te gelde maken om de belastingaanslagen te betalen.
Tenslotte
Veel vaders zullen (al dan niet tegen beter weten in) hun zoon willen helpen. Maar soms gaat die neiging te ver. Het was beter geweest als vader bij de overdracht, gezien zijn twijfel, voor zichzelf een controlerende stem in de BV had bedongen. Hiermee had hij zijn zoon voor te grote risico’s kunnen behoeden en was het bouwbedrijf beter bestand geweest tegen de crisis. En voor zover het de kwijtschelding en de garantstelling betreft had hij eerst met een fiscalist moeten praten. Die had hem de belangrijke fiscale gevolgen kunnen uitleggen, waarna hij waarschijnlijk voor een andere aanpak had gekozen.