Grond vaker met btw belast
In het Belastingplan 2017 wordt het begrip ‘bouwterrein’ verruimd. Het is één van de belangrijkste btw-maatregelen in het plan. De consequentie is dat eerder dan we gewend zijn al sprake kan zijn van een btw-belast bouwterrein. Er kan dus ook sneller een beroep worden gedaan op de samenloopvrijstelling voor de overdrachtsbelasting.
Tekst: Mr. Frank Kerkhof RB
Alfa Accountants en Adviseurs te Bennekom
fkerkhof@alfa.nl
Volgens het Hof van Justitie van de EU kan een perceel grond al als btw-belast bouwterrein worden aangemerkt, als blijkt dat op de datum van levering het betrokken terrein daadwerkelijk bestemd was om te worden bebouwd. Dit moet blijken uit een beoordeling van alle omstandigheden, ondersteund door objectieve gegevens.
Een belangrijke rol speelt daarbij de intentie van partijen. Nu is het nog zo dat we voor het begrip bouwterrein een beroep kunnen doen op de definitie in de Wet op de omzetbelasting. Daarin wordt het begrip bouwterrein aanzienlijk beperkter uitgelegd. Zo is volgens de wet pas sprake van een bouwterrein als de grond een bouw bewerking heeft ondergaan of als er een omgevingsvergunning is afgegeven.
Voorgesteld wordt om voortaan ook in de wet uit te gaan van de Europese uitleg. Het zal betekenen dat eerder dan we gewend zijn al sprake kan zijn van een btw-belast bouwterrein. Ook kan dus sneller een beroep worden gedaan op de samenloopvrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Goed nieuws als het gaat om commercieel vastgoed. Voor grond die is bestemd voor woningbouw vereist de nieuwe definitie echter een nog scherpere planning om niet tegen een btw-nadeel aan te lopen.
Let op!
Aan de eis dat het bij een bouwterrein moet gaan om onbebouwde grond wordt ook voldaan, als de grond wordt geleverd waarop nog een gebouw staat en de verkoper zich heeft verbonden om dit gebouw in het kader van de levering volledig te slopen.
Btw-teruggaaf bij oninbare vorderingen wordt eenvoudiger
Er was ook goed nieuws op Prinsjesdag! Het kabinet wil de teruggaafmogelijkheid van btw die al op de aangifte is voldaan bij oninbare vorderingen vereenvoudigen.
Anders dan onder de huidige regeling verkrijgt de ondernemer uiterlijk één jaar na het opeisbaar worden van zijn vordering recht op teruggaaf. Daarnaast hoeft niet langer een separaat teruggaafverzoek te worden ingediend. Het bedrag van de teruggaaf kan in mindering worden gebracht op de periodieke aangifte voor de btw of milieubelasting. Betaalt de ondernemer een vordering die eerder als oninbaar is aangemerkt op een later tijdstip alsnog? Dan moet de eerder op de aangifte in mindering gebrachte btw of milieubelasting opnieuw op de aangifte worden voldaan. De voorgestelde teruggaafregeling geldt overigens ook als een vordering wordt overgedragen aan een andere onderneming, zoals een factormaatschappij.
Let op!
Voor de afnemer wordt de termijn waarna bij niet-betaling de eerder in aftrek gebrachte btw moet worden gecorrigeerd, teruggebracht van twee naar één jaar. Dit is in lijn met de termijn van één jaar waarna recht op teruggaaf ontstaat bij de ondernemer die het goed of de dienst heeft geleverd.