Industrieel bouwen

Artikel delen

Ik heb het al vaker vanaf deze plek gezegd: ik ben aangenaam verrast door de snelle opkomst van industrieel bouwen. Blijkbaar heeft de crisis behalve veel leed, ook aangezet tot radicale koerswijzigingen. Het gedachtengoed rond industrieel bouwen gaat ver terug. In 1961 verschijnt het boek ‘De dragers en de mensen – Het einde van de massawoningbouw’ van John Habraken. Hij beschrijft voor het eerst de behoefte om flexibel te bouwen en drager (casco) en inbouw (afbouw, installaties) te scheiden: het zogenoemde Open Bouwen. Eind jaren tachtig en begin jaren negentig bezocht ik projecten waarin flexibele inbouwpakketten werden toegepast. Ik herinner me de systemen van Matura (ontwikkeld door Habraken), Interlevel, Esprithuis en Actibo.
 

Vroege voorbeelden van industrieel denken, waarbij woningen van flexibele inbouwcomponenten (zoals vloeren, met blijvend bereikbare leidingen) werden voorzien. Dit alles vanuit de gedachte dat de woning eenvoudig aanpasbaar moet blijven tijdens het gebruik.
Niet lang na de eeuwwisseling gingen we ineens praten over lean bouwen. Hierbij is de gedachte dat het proces continu verbeterd kan worden, met als enige focus: de klant. De lean-principes zijn door Toyota ontwikkeld. Ook zagen we de opkomst van geprefabriceerd bouwen. Maar uiteindelijk bleven we toch vooral bouwen, zoals we altijd al deden. Veel improviseren op een modderige bouwplaats met hoge faalkosten.
Na de crisis lijkt de wereld ineens veranderd. In enkele jaren tijd zijn er al veel prefab concepten op de markt verschenen om complete gevels en daken te vervangen. Er zijn zelfs complete woningconcepten leverbaar. Nog even en de klant bezoekt alleen nog de showroom van een ‘Woningleverancier’ en maakt samen met een deskundig medewerker een 3D-ontwerp van de woning, inclusief inrichting. Na akkoord, volgt productie in de fabriek en kan de woning op transport naar zijn uiteindelijke plek. Zonder faalkosten en verborgen gebreken…

Ing. Frank de Groot
Hoofdredacteur BouwTotaal