Project in beeld

Actueel
Artikel delen

Daglicht als uitgangspunt voor museum

Museum Voorlinden in Wassenaar is een schijnbaar eenvoudig gebouw. Met een rechthoekige plattegrond, slanke constructieve elementen, veel glas en een groot overstekend dak. Maar achter al deze componenten gaat heel veel techniek schuil. Alles in het teken van de wens van de opdrachtgever om van Voorlinden een écht daglichtmuseum te maken.

Tekst en beeld: Carla Debets Bouwtekst

Museum Voorlinden herbergt de Caldic Collectie van Joop van Caldenborgh, één van de grootste particuliere kunstcollecties van Nederland. Het gebouw biedt naast de vaste collectie en permanente werken ook ruimtes voor wisselende exposities. Opdrachtgever Joop van Caldenborgh had vóór zijn nieuwe gebouw diverse musea in de hele wereld bezocht en besloot dat zijn museum vooral een daglichtmuseum moest zijn. Met zo min mogelijk elementen die zouden afleiden van de kunst zelf. Daglicht – en vooral zonlicht – in musea is een lastige opgave. Direct zonlicht zorgt voor veroudering van de kunst, de lichtintensiteit heeft invloed op de kleuren en zonnewarmte kan het gewenste gelijkmatige klimaat in de ruimtes ernstig verstoren. Toch kreeg het ontwerpteam van Kraaijvanger Architects het – samen met veel deskundige partners – het voor elkaar om het museum te realiseren. Hierin speelt naast de kunst het daglicht een prominente rol.

Dak in drie delen

2 meter boven het glasdak bevindt zich het zonnedak

De circa twintig museumzalen zijn mét de overige ruimten (waaronder bibliotheek, prentenkabinet, educatieve ruimte en restauratieatelier) ondergebracht in een gebouw met een rechthoekige plattegrond van circa 52 bij 115 meter. Met zes parallelle wanden in de lengterichting worden de ruimtes ingedeeld, maar de draagconstructie bestaat volledig uit staal. Onder de museumruimtes bevindt zich een grote, 6,5 meter diepe kelder voor alle installaties.

De meeste museumzalen hebben een glazen dak zodat volop van daglicht wordt geprofiteerd. Boven dak bevindt zich het ‘zonnedak’ dat aan alle kanten ruim over het museum uitkraagt, mede om directe zoninstraling op de glazen gevels te voorkomen. Het zonnedak bestaat uit staalprofielen met aluminium cassettes met perforaties waarmee de toetreding van dag- en zonlicht kan worden geregeld. Om de daglichttoetreding nog diffuser te maken, is onder het glasdak een spanplafond (velum) aangebracht. Dit spanplafond heeft zowel een lichtregelende als een akoestische functie.
Hoewel met computersimulaties geprobeerd werd om de werkelijkheid zo dicht mogelijk te benaderen, is bovendien een mock-up op schaal 1 : 20 gebouwd voor nog meer zekerheid. Uiteindelijk is van het gekozen dakconcept ook nog een dakdeel 1:1 gebouwd voor metingen door het jaar heen.

Glas als scheiding

Het glas in het dak heeft niet alleen de functie van daglichttoetreding via de bovenzijde, maar is ook de belangrijkste water- en thermische scheiding tussen binnen en buiten. Daarvoor gelden hoge eisen qua licht- en zontoetreding, isolatiewaarde en transparantie. Daarnaast moet het glasdak beloopbaar zijn, voor onderhoud, en zwaar inbraakwerend. De drievoudige beglazing met een totale dikte van circa 65 mm is met een gering afschot geplaatst op de samengestelde stalen dakliggers. Om een overspanning van 24 meter mogelijk te maken, hangt het glasdak plaatselijk aan het zonnedak.

Zonnedak regelt zontoetreding

Een extra transculent spanplafond voor een nog diffusere lichttoetreding.

Het zonnedak is ruim 2 meter boven het glasdak geplaatst. Deze afstand is zo groot om toekomstig onderhoud aan het glasdak en zonnedak eenvoudig mogelijk te maken.
Het zonnedak bestaat uit aluminium cassettes van 2,40 x 1,00 meter die zijn geplaatst op IPE-liggers; in totaal zijn er 2.550 cassettes toegepast, ook in de overstekende dakvlakken. Voor de daglichttoetreding is elke cassette voorzien van 45 ronde gaten waarin buisjes met een doorsnede van 125 mm zijn aangebracht die het daglicht indirect diffuus naar binnen halen. De 240 mm lange buisjes steken onder de cassettes uit en zijn aan de onderzijde schuin afgesneden op een zodanige wijze dat het ‘hoogste punt’ op het zuiden ligt en het laagste punt op het noorden. Hierdoor wordt vooral het – voor kunst zo belangrijk geachte – noorderlicht maximaal (indirect) doorgelaten. Bovendien zorgt de afscherming aan de zuidzijde ervoor dat het binnen niet te warm wordt.
De cassettes bestaan uit een onder- en bovenplaat én (onzichtbare) verstijvingsribben om ze voldoende stijfheid te geven. Die stijfheid was gewenst om de cassettes ook te gebruiken voor de constructieve functie. Op die manier konden windverbanden in het dakvlak worden voorkomen. De aluminium buisjes – 115.000 in totaal – zijn aan de bovenste plaat gelast.
Omdat de totale collectie van het museum ook leencollecties omvat, kan het in sommige zalen gewenst zijn om de hoeveelheid daglicht via het zonnedak te temperen. Daarvoor is een speciaal schuifsysteem ontwikkeld, waardoor Museum Voorlinden naar wens de gaten in verschillende standen verder kan afdichten. Deze cassettes zijn voorzien van een extra aluminium plaat aan de bovenzijde met dezelfde perforaties als de cassette eronder. Voor het verschuiven van deze plaat, en dus het meer of minder afdichten van de gaten, kreeg elke cassette een eigen motor.

Spanplafond en kunstlicht

De cassettes zijn van aluminium en bestaan uit een onder-en bovenplaat. In totaal zijn er 2.550 stuks toegepast.

Onder het glasdak is in een groot aantal zalen een dubbel spanplafond aangebracht dat zorgt voor het juiste lichtbeeld in de tentoonstellingsruimten. Daarbij wordt ook rekening gehouden met het gegeven dat ieder bezoek aan het museum anders is door de dagelijkse verschillen in intensiteit en kleur van het gedoseerde licht, zowel overdag als ’s avonds.
Het dubbele spanplafond (velum) bestaat uit twee lagen. De onderste laag is een geweven translucent doek, met daarboven (onzichtbaar) een akoestische folie die bovendien moet voorkomen dat er stof komt op het translucente doek. Om het doek en de folie zo onzichtbaar mogelijk op te hangen, is een speciaal extrusieprofiel ontwikkeld door Poly-Ned.
Ondanks alle ingenieuze constructies die zijn ontwikkeld om zoveel mogelijk gebruik te maken van daglicht, is er op donkere dagen en bij avondopenstellingen toch (aanvullend) kunstlicht nodig. De wens van de opdrachtgever was om on zichtbare kunstverlichting toe te passen, dat wil zeggen: ophangconstructies of armaturen waren uit den boze. De oplossing werd gevonden door ledverlichting bovenop het glasdak te plaatsen. De leds zijn gevat in een speciale kliklijst die bovenop de kliklijstvan de glaspanelen is bevestigd. De leds zijn naar boven gericht (uplights) en laten hun licht reflecteren, via de aluminium panelen van het zonnedak, in de museumzalen. De leds zijn waterdicht ingepakt, omdat ze direct onder het zonnedak en dus in het buitenklimaat liggen.

Achter de schermen

De wens om geen zichtbare armaturen te zien en geen windverbanden in het glazen dak komt voort uit één van de belangrijkste ontwerpopgaves voor museum Voorlinden: Alles wat afleidt van de kunst is ongewenst. Daardoor zijn ook voor bijvoorbeeld de installaties in het museum veel intelligente oplossingen ontwikkeld die vrijwel onzichtbaar zijn. Onder het museum ligt een betonnen kelderbak waarin alle installaties zijn ondergebracht en van waaruit de diverse leidingen naar de museumruimtes gaan. Waar installaties of voorzieningen wél zichtbaar zijn, is veel aandacht besteed aan een zorgvuldige detaillering en strakke maatvoering.

BouwTotaal