De stille woningvreter
De kranten staan er vol mee, politici praten er constant over en in elke gemeenteraad komt het wel langs: Nederland heeft te weinig woningen. Volgens de plannen moeten we bouwen, bouwen, bouwen! De roep om meer en sneller klinkt overal, bijna als een echo. En dat is logisch, want er is een groot tekort aan huizen. Vooral starters en mensen met minder geld hebben het moeilijk. Als we zoeken naar oorzaken, komen snel de bekende problemen naar voren: stikstofregels, te weinig vakmensen en materialen, netcongestie en natuurlijk trage procedures, jawel, bij gemeenten. Allemaal bouwstoppers.
Maar kijken we wel naar het hele verhaal? Natuurlijk, deze problemen aan de aanbodkant zijn echt en vervelend. De stikstofuitspraak van de Raad van State, en daarbij nog de Gelderse plannen voor 500 meter stikstofarme zones rond natuurgebieden, maken bouwprojecten erg lastig. Juist op plekken, met natuur in de buurt, waar mensen graag willen wonen. Dat de bureaus die stikstofberekeningen maken het superdruk hebben, helpt ook niet om te versnellen. Tel daarbij op dat ook gemeenten te weinig personeel hebben. Een slechte mix die voor stilstand zorgt. Zelfs als een huis al klaar is, kan het gebrek aan een stroom- of wateraansluiting de oplevering nog tegenhouden.
Allemaal problemen waardoor we te langzaam bouwen. Maar deze zeggen nog niet genoeg over hoe groot de vraag naar woningen is. Die vraag groeit zo snel dat we die niet kunnen bijhouden, zelfs als we beter of sneller zouden bouwen. We zien ondertussen de vervelende gevolgen: door hoge prijzen verlaten mensen de steden. Ze zoeken goedkopere huizen in de omgeving. Starters hebben het ‘t moeilijkst. Ouderen blijven langer in hun grote gezinswoning, waardoor er weinig huizen vrijkomen voor anderen.
Huishoudensverdunning
Maar er is een ‘olifant in de kamer’: een stille reden die de woningnood steeds erger maakt. En die reden zorgt voor veel meer vraag naar woningen dan alleen de groei van het aantal inwoners: Huishoudensverdunning.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verwacht dat er tot 2070 meer inwoners in Nederland komen. Na 2040 zal die groei wel langzamer gaan. Maar het aantal huishoudens stijgt nog veel sneller. En dat is precies het punt. Het gemiddelde aantal mensen per huishouden in Nederland is namelijk flink gedaald. In 1964 woonden er gemiddeld nog 3,49 mensen onder één dak. Nu zijn dat er nog maar 2,11 per huishouden.
Wat betekent dit nu precies? Simpel gezegd: we hebben voor hetzelfde aantal inwoners nu veel meer woningen nodig dan enkele tientallen jaren geleden. Ook worden mensen ouder en blijven ze langer alleen of als klein huishouden wonen. Denk aan een fitte oudere die na het overlijden van zijn of haar partner nog jaren alleen woont. Jongeren gaan vaker en eerder alleen wonen, of ze beginnen kleinere gezinnen. Daarbij zijn er ook meer eenoudergezinnen. Door al deze veranderingen in hoe we leven, zijn er veel meer kleine huishoudens.
Deze ‘verdunning’ is een langzame verandering die al tientallen jaren bezig is. Maar de gevolgen bij elkaar opgeteld zijn heel groot. De bevolking groeide wel, maar het aantal huizen dat we nodig hebben, groeide veel harder. Een feit over onze bevolking dat je bijna nooit hoort als het over de woningnood gaat. Berichten in de krant gaan ondertussen vooral over migranten. Die krijgen de schuld.
De conclusie is dus heel duidelijk: zolang we de grote gevolgen van huishoudensverdunning niet goed zien en meenemen in onze plannen voor de toekomst, blijven we problemen houden. Natuurlijk moeten we de problemen bij het bouwen oplossen en meer huizen bouwen. Maar we moeten ook eerlijk kijken naar hoeveel huizen er écht nodig zijn. Die grote vraag komt niet alleen door bevolkingsgroei, maar voor een heel belangrijk deel door deze stille, maar grote verandering in hoe we samenleven. Wellicht een nieuwe ‘in bezit van woningfunctie’ inbouwen op datingsites? Je vindt dan mogelijk een huis eerder op Tinder dan op Funda.