Woningnood: gewoon stoppen met handhaven?

Minister Mona Keijzer, sinds kort verantwoordelijk voor Volkshuisvesting, roept gemeenten op om niet te handhaven bij permanente bewoning van recreatiewoningen. Ze stelt dat de woningnood vraagt om onconventionele maatregelen en wil breken met bestaande regels. Dat klinkt radicaal, maar is het ook verstandig?

Gemeenten ontvingen een brief met daarin: ‘De grote woningnood vraagt erom ook bestaande gebouwen en de bijbehorende omgeving zo optimaal te benutten. Het kabinet kijkt daarbij ook naar minder conventionele maatregelen.

Volgens de Basisregistratie Personen (BRP) staan in Nederland zo’n 60.000 mensen ingeschreven op het adres van een recreatiewoning. In werkelijkheid gaat het waarschijnlijk om veel meer mensen die illegaal permanent wonen op een vakantieadres. Gemeenten moeten daarop handhaven; de overheid kan illegaliteit natuurlijk niet door de vingers zien. Maar onze minister ziet dat anders.

Het is begrijpelijk dat het kabinet creatieve oplossingen zoekt; de woningnood is immers immens. Maar oproepen om illegaliteit te gedogen? Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Hiermee beloon je mensen die regels overtreden, en waar trek je dan de grens? Waarom dan niet je schuur verbouwen tot woning zonder vergunning? Of een stukje aanbouwen aan je huis? Misschien kun je op een boot in de haven gaan wonen of een kantoor met pantry omtoveren tot woonruimte. Als we toch minder conventioneel mogen zijn, is de lijst eindeloos. Maar dit soort losse, ongecontroleerde oplossingen biedt geen serieuze uitkomst voor de woningcrisis.

Transformatie?

Vakantieparken lossen de grote woningnood niet op. Zo eenvoudig is dat niet. Waar het realistisch en haalbaar is, zijn gemeenten zeker bereid om te kijken of transformatie van een vakantiepark, zonder perspectief op toeristisch-recreatieve exploitatie, naar een woonwijk uitvoerbaar is. Het moet dan wel om het hele park gaan en niet om een paar woningen. Mengen van wonen en recreatie op een park is ongewenst, omdat het elkaar negatief beïnvloedt.

Bovendien liggen veel parken, en dus recreatieobjecten, vaak in of tegen natuurgebieden aan, waardoor een bestemmingswijziging vanwege bijvoorbeeld natuurwetgeving niet mogelijk is. Of moeten we dat dan ook maar door de vingers zien?

En wat te denken van de vakantieobjecten zelf? Deze voldoen veelal niet aan het Besluit bouwwerken leefomgeving, zijn energetisch ingesteld op zomerse temperaturen en staan vaak dicht op elkaar. En is de  infrastructuur (onder- en bovengronds) wel berekend op intensief gebruik?

Transformatie is echter niet onmogelijk. Gemeenten kijken zeker naar mogelijkheden om parken met weinig toeristische toekomst om te bouwen tot woonwijken. Maar dit vereist maatwerk: het hele park moet worden aangepakt, niet een paar losse huisjes. Dat kost tijd, geld en zorgvuldigheid. De praktijk laat zien dat gemeenten, met ondersteuning van de provincie, daar goede resultaten mee behalen.

Als we toch regels willen negeren, kunnen we beter kijken naar andere knelpunten. Een groot probleem zijn de bezwaarprocedures. Tegen een derde van de geplande échte woningen wordt bezwaar aangetekend door huizenbezitters die de bezwaarregels kennen en verlies van uitzicht of privacy vrezen. Misschien zijn zij ook wel in het bezit van een tweede woning op een recreatiepark.