Brandveiligheid, gap tussen theorie en praktijk (deel 2)

Artikel delen
Met name in opdracht van de industrie wordt op velerlei vlak getest en gecertificeerd om onzekerheden bij afnemers weg te nemen.
Er wordt door ontwerpers, adviseurs, bouwers en opdrachtgevers enorm geleund op testrapporten. Een onafhankelijk rapport wordt door menigeen gezien als hard bewijs. Dat geldt ook voor de lokale overheid die gebouwen en bouwdelen aan het ‘Besluit Bouwwerken en Leefomgeving’ (het nieuwe Bouwbesluit), toetsen om op basis daarvan omgevingsvergunningen te verlenen.
Maar is dat blind vertrouwen op testresultaten wel zo terecht? Halen we in de praktijk wel de resultaten die in een lab zijn behaald? Hoe ontstaan afwijkingen? En hoe groot kunnen die zijn?

Metingen geven inzicht, zeker, maar het is goed om je te realiseren dat het systeem bepaald niet waterdicht is. In deze reeks, die zich toespitst op brandveiligheid, zal ik een kritische blik werpen op ‘het systeem’ en zal ik laten zien waar de afwijkingen kunnen ontstaan. En door de zwaktes aan te wijzen hoop ik dat er een discussie op gang komt en dat we de gaten actief zullen dichten. In elk geval hoop ik beslissers bewust te maken van hun onterecht onvoorwaardelijk vertrouwen in het systeem. Alles ten dienste van een verantwoord veiligheidsniveau.

In het eerste inleidende deel heb ik aangekondigd vijf zwaktes van ons stelsel omtrent brandveiligheid te behandelen. In dit tweede deel bespreek ik er twee. Namelijk de robuustheid van het bouwbesluit incl. de wijze van toetsen, alsmede de argumentatie en bewijsvoering zoals producenten die leveren.

Bouwbesluit en bouwbesluittoets

Het Bouwbesluit (Besluit bouwwerken leefomgeving, kortweg Bbl) is op zich een knap stukje werk, maar net als elke andere poging om complexe systemen dicht te regelen, niet waterdicht. Over de waterdichtheid van de regels hieronder meer. We moeten daarenboven beseffen dat de werkelijk te bereiken veiligheid naast goede regels afhankelijk is van uitvoering, beheer en gebruik. Deze licht ik hierna toe. Op uitvoering kom ik in deel drie nog terug.

Goed beheer

Goed beheer dient om de kwaliteit van een gebouw, dat op onderdelen aan veroudering en slijtage onderhavig is, op peil te houden. Denk in relatie tot brand bijvoorbeeld aan het vervangen van verouderende afdichtingen van branddeuren en überhaupt het periodiek afstellen daarvan. Zo niet dan zullen deze op den duur een zwakke schakel in de brand- en rookwering gaan vormen. En zo kent een gebouw veel onderdelen die aandacht vragen.

Gebruik

Bij de invloed van gebruik op brandveiligheid kun je denken aan de brandbaarheid van de inrichting en het naleven van gebruiksinstructies. Zo zie ik als voorbeeld bij hotels vaker compartiment scheidende deuren permanent openstaan. De deurdranger is ontkoppeld of een spie voorkomt dat de deur kan sluiten.
Het Bouwbesluit ziet niet toe op de gebruiksfase en daarmee ligt het veiligheidsniveau effectief in handen van de eigenaar/beheerder resp. de gebruiker.

Toetsen

Door de gemeente wordt i.r.t. brandveiligheid o.a. getoetst op de WBDBO eisen (weerstand tegen brand doorslag en brand overslag). Scheidingsconstructies worden daarbij beoordeeld. De prestatie van bijvoorbeeld de gevel of de binnenwand, worden afzonderlijk beoordeeld. Wat moeilijk te beoordelen is, is de invloed van bouwdelen op elkaars brandweerstand. Zo kan een brand-scheidende binnenwand op zich goed functioneren. Maar als die aansluit op een op zichzelf eveneens brandwerende maar naar buiten kromtrekkende gevel, ontstaat er een brandlek via de aansluiting tussen binnenwand en gevel. Een dergelijk lek belandt bij een toets tussen de wal en het schip. Al was het maar omdat het kromtrekgedrag geen criterium op zichzelf is en daarover geen informatie bekend is. Als de testrapporten van de voorgeschreven afzonderlijke constructies voldoen is er voor de gemeente geen reden om de vergunning af te wijzen.

Bouwbesluit gaat over veilig vluchten, niet over schadebeperking

En dan tot slot nog twee opmerkingen over het bouwbesluit:
• Het Bouwbesluit is geschreven om gebruikers te beschermen en deze de kans te geven bij een calamiteit een veilige vluchtweg te vinden. Er is veel discussie of dit door o.a. de vergrijzing en toename van rollators, nog wel voor iedereen geldt.
• Het Bouwbesluit is, en dat is een wijdverbreid misverstand, niet primair gericht op het beperken van economische schade. Door het bouwbesluit te volgen, kan er bij brand gemakkelijk binnen de regels meer schade ontstaan dan je op voorhand zou denken. Het is niet voor niets dat de brandweer bij een calamiteit bij bedrijfsgebouwen, waar geen mensen in gevaar zijn, vaak kiest voor een total loss scenario. Reden waarom verzekeraars bij premiebepaling hiervan uitgaan.
Kortom, met een bouwvergunning op zak is de veiligheid van gebruikers nog niet automatisch geborgd en is er weinig reden om aan te nemen dat bij brand de materiele (en gevolg-) schade beperkt zal blijven.

De bewijsvoering door producenten

Een tweede onderdeel van het veiligheidssysteem en reden voor een zeer kritische houding, is de totstandkoming en waarde van het testrapport. Bijna iedereen beschouwt de uitslag van een brandtest als een harde waarheid. Mijn mening is dat hier een uiterst kritische opstelling gepast is..

Om te beginnen is het goed te weten dat de meeste testen worden uitgevoerd in opdracht van de producent. Die bouwt bovendien zijn eigen product op in de proefopstelling. Bijvoorbeeld een gevelelement tegen de testoven waarmee een brandwerendheidstest (branddoorslag) wordt uitgevoerd. Die fabrikant doet, en dat is natuurlijk niet vreemd, zijn stinkende best om alle details tot in de puntjes uit te voeren. Veel perfecter dan een bouwvakker het in de praktijk ooit zal doen. Dat zal in veel gevallen het resultaat van de test zeker positief beïnvloeden t.o.v. hetgeen in de praktijk wordt bereikt. Zie daar een eerste nuancering van de betekenis van het testrapport. Het testinstituut draagt natuurlijk zorg voor het correct en onafhankelijk uitvoeren van de test. En tevens voor een gedegen rapportage inclusief alle relevante visuele waarnemingen tijdens de test.

We zien alleen geslaagde testen

Daar komt nog iets zeer belangrijks bij. Inherent aan testen is dat de streefwaarde niet altijd direct wordt bereikt. Om bij het gevelelement te blijven is de leverancier natuurlijk niet tevreden met minder als hij 60 minuten brandwerendheid wil aantonen. Vaak wordt dan een tweede poging ondernomen. Een producent die bij een vervolgpoging alsnog zijn gewenste 60 minuten haalt is dan klaar. In de markt, inclusief de toetser bij de gemeente, zien we alleen dat ene vrijgegeven positieve rapport. Nergens bestaat een verplichting, en mijns inziens zou die er wel moeten komen, om ook de falende testen te openbaren. Daarbij zouden de rapporten tevens completer, moeten worden gedeeld. Niet alleen een samenvatting, maar inclusief de observaties tijdens de test. Zo zou het voorbeeld van een kromtrekkende gevel hierboven, wel in de beoordelingen meegenomen kunnen worden, terwijl we normaal hier geen weet van hebben. Ik beschouw het als onethisch als bedrijven zoals hierboven bedoeld, met het leveren van één testresultaat bewust bijdragen aan een beeld van schijnzekerheid.

Rapporten worden misbruikt voor variant constructies.

Een ander aspect is dat veel producenten wel investeren in een full scale test, maar dat het verkregen testresultaat ook wordt geclaimd voor constructies die hiervan afwijken. Denk bijvoorbeeld bij een gevel aan een afwijkende gevelbeplating.
Ik denk dat het een utopie is dat leveranciers eindeloos in testen gaan investeren. Wel zou het goed zijn dat onafhankelijke deskundigen zich in dergelijke gevallen uitspreken over het verantwoord omgaan met variaties op de geteste constructie.

Tot zover deel 2. In het laatste deel, ga ik verder in op nog een drietal bronnen voor afwijkingen tussen theorie en praktijk en kom ik tot conclusies.

Cursus Economie van Brandveiligheid.

De Stichting Economie van Brandveiligheid promoot een vernieuwende benadering van brandveiligheid. Een economische analyse van ontwerpen op basis van vermeden risico, opent deuren naar een veel hoger veiligheidsniveau. Dit ten opzichte van wat we normaal doen: namelijk het braaf volgen van de regels in het bouwbesluit.

De cursus is gericht op opdrachtgevers met een vastgoed portefeuille, economisch/financieel adviseurs en stafmedewerkers binnen organisaties, ontwerpers, brandveiligheidsadviseurs en iedereen die betrokken is bij beslissingen over vastgoed.

Hoe dat werkt deelt de stichting graag met iedereen die het wil weten of leren. Daarom biedt de stichting een vierdaagse cursus aan die in het voorjaar voor de tweede keer wordt gegeven.

Wil je meer weten of de cursus iets voor jou is,

Zie www.economievanbrandveilgheid.nl of stuur een mail naar info@economievanbrandveilgheid.nl