Brandveiligheid, gap tussen theorie en praktijk (deel 3)

Artikel delen
Met name in opdracht van de industrie wordt op velerlei vlak getest en gecertificeerd om onzekerheden bij afnemers weg te nemen.

Er wordt door ontwerpers, adviseurs, bouwers en opdrachtgevers enorm geleund op testrapporten. Een onafhankelijk rapport wordt door menigeen gezien als hard bewijs. Dat geldt ook voor de lokale overheid die gebouwen en bouwdelen aan het ‘Besluit Bouwwerken en Leefomgeving’ (het nieuwe Bouwbesluit), toetsen om op basis daarvan omgevingsvergunningen te verlenen.

Maar is dat blind vertrouwen op testresultaten wel zo terecht? Halen we in de praktijk wel de resultaten die in een lab zijn behaald? Hoe ontstaan afwijkingen? En hoe groot kunnen die zijn?

Metingen geven inzicht, zeker, maar het is goed om je te realiseren dat het systeem bepaald niet waterdicht is. In deze reeks, die zich toespitst op brandveiligheid, zal ik een kritische blik werpen op ‘het systeem’ en zal ik laten zien waar de afwijkingen kunnen ontstaan. En door de zwaktes aan te wijzen hoop ik dat er een discussie op gang komt en dat we de gaten actief zullen dichten. In elk geval hoop ik beslissers bewust te maken van hun onterecht onvoorwaardelijk vertrouwen in het systeem. Alles ten dienste van een verantwoord veiligheidsniveau

In dit derde en laatste deel ga ik in op nog drie discrepanties tussen theorie en praktijk en sluit ik af met een concluderend slotwoord.

Statistiek

In de wetenschap voeren we doorgaans een serie testen uit om te voorkomen dat we met een uitschieter hebben te maken. We willen ook een beeld krijgen van de spreiding om daarmee een veiligheidsmarge te kunnen bepalen. Eigenlijk levert een steekproef van één (n=1) zeer weinig informatie. Het is opmerkelijk dat we i.g.v. een full scale brandtest wel degelijk volstaan met slechts één test. Hier zou een aanzienlijke veiligheidstoeslag op zijn plaats zijn, maar ook die wordt niet gehanteerd. Als je na een enkele brandwerendheidstest precies op een streefwaarde van 60 minuten uitkomt, ben je geslaagd, maar weet je in feite nog heel weinig. Er is namelijk altijd een spreiding in resultaten. Afhankelijk van wat uiteindelijk de zwakste plek bij de brandwerendheidstest is kan dat een beperkte spreiding zijn of juist een grote. +/- 5 Minuten, +/- 20 minuten of meer. Wie zal het zeggen? Verder weet je nooit of die ene uitgevoerde test een test was die toevallig hoog uitviel of eentje die juist aan de onderkant van het spreidingsgebied ligt. Zelfs als de test met 60 minuten als uitkomst precies op de mediaan zou zitten (wat je dus niet weet) dan zal bij meerdere testen 50% onder de 60 minuten scoren. Je kiest dus in de praktijk in dat geval voor een constructie die op papier 60 minuten haalt, maar in de helft van de gevallen niet zal voldoen. En omdat we dat niet weten, kom je daar pas bij een calamiteit achter. Best heftig, toch? En ook zeer merkwaardig dat we zo’n testresultaat met een enkele steekproef gewoon zonder veiligheidsfactor mogen inzetten. Een mijns inziens zéér zwakke plek in de regelgeving.

De testmethodes

Een vierde onderdeel van de risicoketen betreft de testmethodes. Zo wordt bij een brandwerendheidsproef in de oven een brand gesimuleerd die qua temperatuur oploopt volgens een internationaal gedefinieerde kromme. De zogenoemde standaard brandkromme. Op zich is dat prettig, zeker als je resultaten van verschillende instituten met elkaar wilt vergelijken. Echter de gehanteerde kromme is al decennia oud en is inmiddels geen goede representatie meer van een brand in de praktijk. Denk aan veranderde bouwtechniek zoals bijvoorbeeld de hogere luchtdichtheid en ook meer brandbaar materiaal in interieurs. Daardoor ontwikkelt een brand zich in de praktijk sneller en heftiger, zeker na het kapot springen van een raam en de nog gesmoorde brand opeens rijkelijk van zuurstof wordt voorzien. Ook met dit gegeven wordt met een brandwerendheid van 60 minuten (of een andere waarde) in een testrapport iets gesuggereerd wat het in de praktijk niet zal zijn.

Actueel in dit kader is het testen van gevelconstructies. Om branden als bij Grenfell tower in 2017 te voorkomen moeten de gevels in de huidige regelgeving boven 13 m en bij de plint als totaalconstructie tenminste aan klasse B voldoen. De interpretatie hiervan leidt al tot veel misverstand, want als je een gevelbeplating klasse B gebruikt i.c.m. een spouw en een achterliggend isolatiemateriaal met eveneens klasse B, is het verre van vanzelfsprekend dat de constructie als totaal voldoet aan klasse B. Voorts is nog steeds de SBI-test geldig, terwijl we weten dat deze de werkelijkheid verre van representeert. Enfin daarin lijkt nu dan met een op komst zijnde nieuwe testmethode wel verbetering te komen, maar de besluitvorming daaromtrent verloopt ondanks de urgentie, tergend langzaam. Verder blijven we met een enorme gebouwenvoorraad zitten waarbij de ontwerpbeslissingen zijn gebaseerd op de oude testmethode. Die worden niet veiliger van een nieuwe testmethode.

Afwijkingen in de uitvoering

Een laatste reden voor afwijkingen die ik wil opvoeren is de uitvoering. Het komt vaak voor dat bouwers en opdrachtgevers vanwege een goedkoper alternatief uiteindelijk niet uitvoeren wat er is vergund. Wellicht dat de ‘Wet Kwaliteitsborging voor het Bouwen’ (WKB) voor verbetering gaat zorgen, maar de ervaringen zijn nog pril en bovendien heeft de nieuwe wet vooralsnog alleen betrekking op grondgebonden woningen en eenvoudige bouwwerken, terwijl de brandcomplexiteit vooral in de overige bouwwerken zit. Feit is dat als je van een uitgevoerd project de vergunde tekeningen opvraagt je bij het merendeel serieuze afwijkingen kunt vaststellen. Overigens ontstaan die afwijkingen niet per se te kwader trouw. Vaak is het onwetendheid.

En dan is er nog zoiets als uitvoeringskwaliteit. We weten allemaal dat die behoorlijk uiteen kan lopen. Zo kan een afdichting er voor het oog goed uitzien, maar toch tekort schieten. En alles wat achter een afwerking verdwijnt en niet meer zichtbaar is, kun je moeilijker controleren. Goed werk vraagt aandacht, maar in een markt waarin wordt geconcurreerd staan tijdbesteding en dus kwaliteit onder druk. In elk geval halen we als regel in elk geval niet de kwaliteit waarmee de constructie ooit voor de proef in het brand-lab werd uitgevoerd.

Conclusie

Met vijf zwakheden heb ik in dit drieluik laten zien dat ons veiligheidssysteem m.b.t. brand verre van waterdicht is. Er is absoluut veel onderzoek en ontwikkeling nodig om het veiligheidssysteem in kaart te brengen, om risico’s te evalueren en om tot betrouwbare modellen met voorspelkracht te komen. Gelet op het beperken van slachtoffers en van economische schade, is een investering in dat onderzoek overigens zeer goed te rechtvaardigen. Incl. gevolgschade loopt in Nederland de schade per jaar in de miljarden. Die is voor ca 25% verzekerd, maar voor het grootste deel wordt deze stilzwijgend door de maatschappij geabsorbeerd  Het alternatief is dat we forse veiligheidsfactoren gaan hanteren en aldus op zeker gaan spelen. Dat gaat leiden tot een verhoging van bouwkosten, die waarschijnlijk op basis van risicoverlaging, economisch heel goed te verantwoorden zijn (hét domein van de Stichting ‘Economie van Brandveiligheid’, zie kadertekst).

We moeten hoe dan ook stoppen met het stilzwijgend laten voortbestaan van een schijn zekere situatie. Gebouwgebruikers en eigenaren vertrouwen nu, m.i. ten onrechte, blindelings op de robuustheid van ‘het systeem’.

Al met al een nadrukkelijke oproep naar overheid en branddeskundigen om de zwaktes in het veiligheidssysteem te duiden, te onderzoeken en vooral aan te pakken.

Cursus Economie van Brandveiligheid.

De Stichting Economie van Brandveiligheid promoot een vernieuwende benadering van brandveiligheid. Een economische analyse van ontwerpen op basis van vermeden risico, opent deuren naar een veel hoger veiligheidsniveau. Dit ten opzichte van wat we normaal doen: namelijk het braaf volgen van de regels in het bouwbesluit.

De cursus is gericht op opdrachtgevers met een vastgoed portefeuille, economisch/financieel adviseurs en stafmedewerkers binnen organisaties, ontwerpers, brandveiligheidsadviseurs en iedereen die betrokken is bij beslissingen over vastgoed.

Hoe dat werkt deelt de stichting graag met iedereen die het wil weten of leren. Daarom biedt de stichting een vierdaagse cursus aan die in het voorjaar voor de tweede keer wordt gegeven.

Wil je meer weten of de cursus iets voor jou is,

Zie www.economievanbrandveilgheid.nl of stuur een mail naar info@economievanbrandveilgheid.nl