Tocht bij deuren? Onnodig!

Artikel delen

Buitendeuren zijn het visitekaartje van de woning en hebben dan ook een hoog kwaliteitsniveau, er komen echter ook klachten voor. De meest voorkomende klacht bij buitendeuren is dan dat ze kromtrekken. In de winter ervaren bewoners dan problemen met de voordeur. Deze wil niet goed meer dicht en is niet meer op slot te doen, wijkt onderaan, bovenaan of in het midden, met tocht tot gevolg. Naast tochten leidt dit mogelijk tot waterlekkages, ergernis en energieverlies. Met name bij vlakke houten deuren is dit in meer of mindere mate een probleem.

Tekst: Arjan van Hunnik (a.vanhunnik@shr.nl) en Rene Hillebrink (r.hillebrink@shr.nl)

Bij SHR is en wordt er veel onderzoek gedaan naar het kromtrekgedrag. De expertise die we daaruit opgedaan hebben wordt ingezet om de problemen te voorkomen en de deur-kozijncombinaties te verbeteren. Er zijn nieuwe testmethoden ontwikkeld om het kromtrekgedrag van deuren, zoals deze zich voordoen in de praktijk, te kunnen nabootsen.

Vormstabiliteit
Houten deuren hebben, als gevolg van met name temperatuur- en vochtverschillen tussen binnen- en buitenzijde, soms moeite om recht te blijven. De mate van kromtrekken bij massieve houten deuren is afhankelijk van de houtsoort, houtkwaliteit en manier van bewerken. Bij vlakke deuren is dit hoofdzakelijk afhankelijk van de toegepaste materialen (dekplaat, randhoutvulling en vooral stabilisator).
Het hout en eventuele vochtgevoelige producten in het deurblad nemen aan één zijde meer vocht op en gaan uitzetten ten opzichte van de andere zijde. Dit leidt tot kromtrekken van met name de sluitzijde. De scharnierzijde blijft (redelijk) recht vanwege de fixatie door de scharnieren.
Een naar buiten draaiende deur (veelal een massieve houten deur) gaat bol naar buiten staan en moet aangetrokken worden om hem dicht te krijgen. Het vervolgens sluiten van boven- en ondersluitpunten is dan geen probleem meer.
Een naar binnendraaiende deur (veelal een vlakke deur) gaat eveneens ’s winters bol staan naar buiten waardoor bij dit soort deuren juist de boven- en onderhoek van de sluitzijde van de deur van het kozijn af gaan staan. Dit heeft tot gevolg dat de deur moeilijk op slot is te doen en dat er lucht- en/of waterlekkages ontstaan.

Wat betreft de vormstabiliteit van buitendeuren is in BRL 0803 een klasse-indeling opgenomen die de maximale uitbuiging van de deur over de sluitzijde aangeeft.

Klasse        Maximale uitbuiging
I                    0-8 mm
II                   0-4 mm
III                  0-2 mm

De vormstabiliteit van deuren wordt standaard bepaald aan de hand van plaatsing in een gesloten situatie waarbij aan de twee zijden een verschillend klimaat wordt gehandhaafd (volgens testklimaat c van NEN-EN 1121: 23°C / 30% en 3°C / 85%) gedurende 28 dagen. Gedurende de test van 28 dagen worden de vervormingen  van de deur gemeten en wordt op basis hiervan de deur ingedeeld in een klasse. De gevonden uitbuiging in deze test wordt met name veroorzaakt door vocht.
Uit praktijkonderzoek blijkt echter dat deuren die bij de laboratoriumtesten volgens deze norm zijn ingedeeld in één van bovenstaande klassen, in de praktijk meer kunnen vervormen dan de maximale vervorming die uit deze testen tot uiting komt. Dit komt met name voor bij de vlakke deuren met een donkere afwerking. Uit onderzoek blijkt dat dit dan ook veelal deuren zijn die sterk zonbelast worden doordat ze op de zuidzijde staan en/of bijvoorbeeld geen luifel kennen die voor schaduw zorgt. Door deze eenzijdige opwarming treden dan extra vervormingen op.

Zonbelasting

Gebleken is dat met name vlakke  deuren zeer gevoelig kunnen zijn voor zonbelasting en opwarming, hetgeen met name voorkomt in de maanden oktober en november. Dan wordt de verwarming weer aangezet waardoor de binnenzijde van de deur droger wordt. ’s Nachts is het buiten dan al koud en ook zeer vochtig. Overdag schijnt vaak nog het zonnetje lekker op de deur waardoor de deur vanaf de buitenzijde wisselend wordt belast. Warm en droog vanaf de binnenzijde en dan wisselend koud, vochtig en dan weer opwarming van de zon aan de buitenzijde. Hierdoor heeft een deurblad het zwaar te verduren.
Om de vervormingen onder invloed van de opwarming met de zon vanaf de buitenzijde te kunnen bepalen heeft SHR aan de vormstabiliteitstest een nieuw element toegevoegd. De deuren worden dan vanaf de buitenzijde aangestraald, waardoor ze worden opgewarmd tot 55°C boven de temperatuur aan de binnenzijde van de deur (gebaseerd op testklimaat e van NEN-EN 1121.)
Er zijn al diverse onderzoeken uitgevoerd op 54 mm dikke vlakke deuren. Hieruit blijkt dat de deuren, afhankelijk van de opbouw en toegepaste materialen, tot wel 5 mm (extra) kromtrekken onder invloed van temperatuur. Gecombineerd met de vervormingen die optreden bij vochtbelasting bereiken deze vlakke deuren krommingen tot wel 8 mm.

Nieuwe testmethode deur-kozijncombinatie
Deuren die krom zijn wijken dus van het kozijn. Dit heeft vele gevolgen voor onder andere de afdichtingen, bedienbaarheid, sluitkrachten, waterdichting en inbraakwerendheid. Tijdens certificatieonderzoeken worden testen uitgevoerd op vrijwel perfecte deur-kozijncombinaties, zoals dat is voorgeschreven in (inter)nationale normen. Bijvoorbeeld de lucht- en waterdichtheid van de deur in een kozijn wordt bepaald met een nieuwe rechte deur met nieuwe dichtingen en perfect afgesteld hang- en sluitwerk. Hiermee wordt aangetoond wat de prestaties van deze combinatie kunnen zijn. In de praktijk zijn er echter vele factoren die deze prestaties negatief kunnen beïnvloeden. Deuren blijven niet recht, dichtingen verouderen en hang- en sluitwerk is dan niet goed gesteld of is niet (goed) te stellen. Testen met kromme deuren geven echter een beter beeld van hoe het geheel, deur met kozijn, in de praktijk zal functioneren. Hiervoor is voor het bepalen van de luchtverliezen een nieuwe testmethode ontwikkeld.
In de nieuwe test  wordt niet de deur bewust krom getrokken, maar het kozijn, waardoor de deur spanningsloos in het kozijn blijft. De deur-kozijncombinatie wordt geplaatst op een laboratoriumtestkast waarbij er aan de buitenzijde van de deur een over- of onderdruk wordt gecreëerd. Door middel van het opvoeren van de winddruk aan de buitenzijde kunnen de luchtverliezen worden gemeten en wordt vastgesteld waar de luchtlekken zich bevinden. De gebruikte drukken zijn afgeleiden van de windbelasting, voor het toetsen in het laboratorium. Vervolgens wordt de kromming steeds per millimeter veranderd en wordt na elke verandering het luchtverlies bepaald, met een meetnauwkeurigheid vanaf 0,2 m3/h.
Middels deze test worden onder andere het maximale werkingsgebied van een kaderdichting vastgesteld, tot welke kromming van de deur het sluitwerk nog te bedienen is zonder dat de sluitkracht te hoog wordt en ook tot welke kromming van de deur de sluitpunten nog kunnen sluiten in de sluitkommen. Hiernaast wordt ook bepaald wat de waterdichtheid is van de verschillende deur-kozijncombinaties met betrekking tot krommingen van deuren.

Nieuwe concepten
Resultaten van de uitgevoerde testen met kromme deuren hebben meerdere problemen blootgelegd:
•    Veel kaderdichtingen functioneren al niet meer voldoende bij een kromming van twee millimeter, waardoor lekkages optreden.
•    Veel sluitwerk kan maar enkele millimeters kromming opvangen, met als gevolg dat bij grotere krommingen de sluitkracht veel te hoog wordt (met name bij sleutelbediende sluitingen) of de deur is gewoonweg helemaal niet te sluiten. Deuren die in klasse 3 vallen met betrekking tot kromtrekgedrag, dus maximaal 2 mm kromming, zijn in veel gevallen wel geschikt met standaard dichtingen en het huidige standaard hang- en sluitwerk. Echter deze groep van deuren is maar heel klein. De meeste buitendeuren vallen in vormstabiliteitsklasse 2 en 1 en hebben een groter kromtrekgedrag.

Oplossingen
Oplossingen moeten worden gezocht in het ontwikkelen van veel vormstabielere deuren door bijvoorbeeld het gebruik van andere en/of nieuwe materialen, dikkere deuren of een geheel nieuwe opbouw van een deurblad. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan nieuwe houtsoorten voor deurhout en dekplaten en nieuwe materialen voor stabilisatoren (bijvoorbeeld kunststoffen).
Dit alleen is echter niet de oplossing voor genoemde problemen. Er zullen altijd deuren zijn die meer dan 2 mm kromtrekken. Er wordt door SHR inmiddels onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om voor deze deuren een goede deur-kozijncombinatie te creëren. Hiervoor zijn mogelijkheden met nieuwe of verbeterde kaderprofielen die een groter werkingsgebied hebben, hang- en sluitwerk dat beter verstelbaar is en ook bij grotere krommingen goed sluitbaar en inbraakwerend blijft.
Ook de detaillering van de aansluiting tussen deur en kozijn wordt meegenomen in dergelijke onderzoeken. Met name de aansluiting op de onderdorpel is een belangrijk detail. In verband met de Bouwbesluiteis voor toegangsdeuren bij woningen van een maximale opstaphoogte van 20 mm, is dat een hele puzzel. Een goede lucht- en waterdichting vraagt om een gescheiden systeem met een dubbele aanslag en dat is aan de onderzijde moeizaam te realiseren in de huidige standaard voordeur (54 mm dikke vlakke deur). Dikkere deuren geven meer ruimte om de scheiding tussen lucht- en waterdichting beter te realiseren.
Marktpartijen die nu bezig zijn met nieuwe concepten staan dus voor een lastige uitdaging waarin ze ondersteund worden door de ruime kennis bij SHR en het SHR-laboratorium.