Klimaatakkoord 2019: eerste tussenstand

Artikel delen

Op 28 juni 2019 heeft het kabinet het Klimaatakkoord gepresenteerd en zijn we begonnen met de uitvoering. In het akkoord staan meer dan 600 afspraken om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan. Hoofddoel van het Klimaatakkoord is het terugdringen van de uitstoot in Nederland met 49% in 2030 ten opzichte van 1990. In 2050 moet Nederland klimaatneutraal zijn. De gevolgen voor de bouw zijn groot. Wat zijn die gevolgen en wat is de laatste stand van zaken?

Tekst: ing. Frank de Groot

Foto: Karsten Wurth, Unsplash

Het Klimaatakkoord gaat vooral over de vervanging van aardgas door iets anders. In 2050 moeten zeven miljoen woningen en één miljoen gebouwen van het aardgas af. Als eerste stap moeten in 2030 de eerste 1,5 miljoen bestaande woningen verduurzaamd zijn. In de sector gebouwde omgeving moet daarmee de uitstoot van CO2, die nu ongeveer 25 megaton bedraagt, worden verminderd naar ongeveer 15 megaton in de periode tot 2030. De afgelopen dertig jaar hebben we 5 megaton bespaard. Maar we moeten de komende tien jaar, 10 megaton besparen. Daarvan moet 3,4 megaton uit het Klimaatakkoord komen en de rest uit het al bestaande Energieakkoord. Bijvoorbeeld de verplichting voor woningcorporaties om label B te realiseren. Of label C voor kantoorgebouwen vanaf 2023. De opgave is dus enorm.

Financiering

Het motorblok van dit Klimaatakkoord gaat over kosten, belastingen, financiering en subsidies. De kosten moeten omlaag van verduurzamingsmaatregelen. Het gas wordt daarom duurder, elektriciteit goedkoper, er komen subsidies voor allerlei duurzame alternatieven en warmtepompen, zodat verduurzaming ook voor iedereen bereikbaar wordt. Een voorbeeld is het verbreden van de Investeringssubsidie Duurzame Energie (ISDE), zodat er ook subsidie aangevraagd kan worden voor isolatie.

Ook is er het plan De Startmotor. Aedes, VNG, IVBN, VastgoedBelang, Bouwend Nederland, Techniek Nederland, Netbeheer Nederland, EnergieNL, OnderhoudNL en de warmtebedrijven hebben het initiatief genomen tot dit ambitieuze plan. Ambitie is om 100.000 woningen aardgasvrij of aardgasvrijready te maken in de komende vier jaar. Dat kan door vergelijkbare woningen in een wijk samen aan te sluiten op een bestaand warmtenet. Of door grootschalige verduurzaming met (hybride) warmtepompen of met isolatie (Renovatieversneller, zie verderop). Het kabinet heeft hier een half miljard voor gereserveerd als aanvulling op de miljarden die corporaties er zelf in investeren. Veel maatregelen zijn nu nog niet woonlastenneutraal uit te voeren. De kostenreducties moeten de komende jaren gaan toenemen door bijvoorbeeld schaalvergroting en innovatie. Daarnaast heeft de inwerking van de belastingmaatregelen enige tijd nodig. Niet iedereen kan nu dus meteen de stap naar aardgasvrij maken. Het gaat gefaseerd, op natuurlijke momenten.

Acties uit het Klimaatakkoord voor de Gebouwde Omgeving. Andere sectoren zijn: Elektriciteit, Industrie, Landbouw en landgebruik en Mobiliteit.

Renovatieversneller

Via de Renovatieversneller wordt vraag gebundeld van corporaties naar (hybride) warmtepompen en isolatie. Het ministerie van BZK organiseert de Renovatieversneller in samenwerking met Techniek NL, Bouwend Nederland, de Bouwagenda, RVO en Aedes. Bij het gasloos maken van woningen is voor corporaties behalve de energiebron, vooral isolatie van belang. Met isolatie is de warmtevraag immers sterk terug te dringen en warmtepompen vragen ook een goed geïsoleerde woning. Warmtepompen werken namelijk het meest efficiënt in combinatie met lage temperatuurverwarming, zoals vloerverwarming.

Corporaties hebben meer dan twee miljoen woningen en die woningen lijken heel erg op elkaar, zowel de gestapelde bouw als rijtjeswoningen. Door als corporaties gezamenlijk met ‘opdrachtenmandjes’ te komen, kunnen de warmteaanbieders en bouwbedrijven collectief worden verleid tot een aantrekkelijk (gezamenlijk) aanbod. Dit leidt tot meer kwaliteit, kostenreductie en dus een lagere prijs.
De Renovatieversneller heeft dus tot doel om vraag en aanbod te matchen. Ook hiervoor is geld beschikbaar: een deel van de Rijksbijdrage van 500 miljoen euro. De Renovatieversneller neemt corporaties bovendien een deel van het aanbestedingsproces en –werk uit handen. Uiteraard blijft de individuele corporatie zelf over haar eigen opdrachten beslissen.

Warmte

Warmte neemt een belangrijke plaats in, in het Klimaatakkoord. Er staan talrijke maatregelen aangekondigd, zoals het Expertise Centrum Warmte (ECW) dat gemeenten ondersteuning biedt bij het werken met de Leidraad. De Leidraad geeft per wijk aan welke warmte-opties welke gevolgen hebben voor de wijk, zowel in maatschappelijke kosten als in de kosten voor de eindgebruikers in de wijk. De gemeenten gebruiken de leidraad om een transitievisie warmte op te stellen die eind 2021 af is. In de transitievisie warmte staat het tijdpad voor een stapsgewijze aanpak richting aardgasvrij. De gegevens van de leidraad dienen als input voor de transitievisie warmte en de Regionale Energie Strategie.

Daarnaast komen er routekaarten voor vastgoedeigenaren voor het CO2-arm maken van het vastgoed richting 2050. Denk aan particuliere verhuurders, private verhuurders – zoals institutionele beleggers – corporaties en maatschappelijk vastgoed, zoals schoolgebouwen, zorginstellingen, sportgebouwen, onderwijs en monumenten. Per sector wordt in de routekaarten het tempo bepaald. Hoe oud is de voorraad? Wanneer liggen de natuurlijke renovatiemomenten?

Een ander voorbeeld is het Warmtefonds. Dit fonds is er mede op gericht om financieringsopties te geven aan mensen die nu op grond van de leennormen moeilijk of geen financiering kunnen krijgen. Het Rijk stelt hiervoor 50-80 miljoen euro per jaar beschikbaar, tot 2030 in totaal 900 miljoen. Het fonds zal naar verwachting voortbouwen op het huidige Nationaal Energiebespaar Fonds (NEF) en groeien tot een portefeuille van meer dan éen miljard, mogelijk zelfs drie tot vijf miljard euro. Het fonds biedt voor iedereen een woonlastenneutrale financiering met lage rente en looptijden tot twintig jaar voor eigenaar-bewoners en Vereniging van Eigenaren.

Foto: Zbynek Burival, Unsplash

Normering

Er wordt tevens gewerkt aan de normering van het einddoel: wordt het nu label A of B? Of is het kWh/m2, volgens NTA 8800 (bepalingsmethode BENG-eisen)? Als je een woning of gebouw koopt en je wilt deze toekomstproof maken: wat is dan het minimale niveau als er straks water van maximaal 50 graden de woning instroomt en wat is het optimale niveau? Voor gemeenten is de vraag wat de optimale mix is: hoeveel all-electric, waar hybride, warmtenetten, groen gas, aquathermie, enzovoort. Om te leren hoe de wijkgerichte aanpak uitgevoerd kan worden, is er in 2018 al gestart met proeftuinen aardgasvrije wijken. Er starten honderd proeftuinen in de aanloopperiode van 2019-2022 om te leren hoe de wijkgerichte aanpak werkt en welke randvoorwaarden er nodig zijn. Dat kan huur en koop zijn, in de stadswijken en op het platteland. Welke keuzes leg je voor aan bewoners en welke keuzes niet? Hiervoor is in totaal 400 miljoen euro beschikbaar.

Integrale aanpak

Het is gewenst dat de energie-opgaven ook worden gekoppeld aan andere opgaven, zoals aardbevingsbestendig bouwen in Groningen of de sociale opgave in kwetsbare wijken in Nederland. Daarom starten gemeenten dit jaar met de Regeling Reductie Energiegebruik (RRE). Met de RRE kunnen gemeenten projecten opzetten om huiseigenaren te stimuleren tot kleine energiebesparende maatregelen in huis. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het inregelen van de cv-installatie of het aanbrengen van radiatorfolie en tochtstrips. Daarnaast kunnen gemeenten de regeling gebruiken voor het geven van advies aan huiseigenaren over andere energiebesparende maatregelen, zoals dak-, raam- of gevelisolatie.

Ambitie is om 100.000 woningen aardgasvrij of aardgasvrijready te maken in de komende vier jaar. Dat kan door vergelijkbare woningen in een wijk samen aan te sluiten op een bestaand warmtenet. Of door grootschalige verduurzaming met (hybride) warmtepompen of met isolatie. Foto: LG.

Rol van financiers

Er is ook een belangrijke rol weggelegd voor de financiers. Die hebben immers ook het Klimaatakkoord ondertekend. Ze hebben namelijk een grote leenportefeuille. Als hun onderpand minder courant wordt door een slecht energielabel, dan hebben ze een groot probleem. Dus ze moeten zorgen dat het onderpand duurzaam is. Dat kunnen ze stimuleren door een rentekorting, doordat de woonlasten lager liggen bij een energiezuinige woning. Of meer leenruimte, omdat de woning in waarde stijgt. De bank kan ook eisen aan de energieprestatie meenemen in de hypotheekvoorwaarden.

Banken willen ook toe naar gebouwgebonden financiering. Dat betekent dat de financiering voor de verbouwing niet gekoppeld zit aan de persoon, maar aan de woning. Zo kan de financiering overgaan op een volgende eigenaar, mocht er sprake zijn van een verhuizing. Dan spreek je dus over consumptieve kredieten die overdraagbaar zijn. Die zijn nu vaak bijvoorbeeld zeven jaar, maar je kunt ze ook uitsmeren over de maximale technische levensduur van de investering. Banken vragen zich wel af hoe zich dat verhoudt tot het Warmtefonds, want die gaat dit ook bieden. Maar de gedachte is dat de capaciteit van het Warmtefonds lang niet genoeg is voor de vraag, zodat de banken hierin zeker ook een grote rol gaan spelen.

Energieakkoord in Klimaatakkoord

De afspraken uit het Energieakkoord, die doorlopen tot 2023, gaan per 1 januari 2020 op in het Klimaatakkoord. Dat gaat onder andere over de verduurzaming van de energieopwekking en inspanningen voor extra energiebesparing. Het Energieakkoord werd gesloten in 2013 en ging vooral over energiebeleid. Dit is een belangrijk onderdeel van het klimaatbeleid, maar hiermee wordt niet alle uitstoot van broeikasgassen aangepakt. Het Klimaatakkoord is een initiatief van het kabinet en bouwt voort op het Energieakkoord. Het Klimaatakkoord heeft één centraal doel: reductie van broeikasgassen. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar de energievoorziening, maar naar alle broeikasemissies. Daarom zitten er bij dit akkoord ook veel meer partijen aan tafel.

Stok achter de deur?

In hoeverre zijn de aangekondigde maatregelen in het Klimaatakkoord nu bindend? Er is een ‘Klimaatwet’ die het streefdoel van 49% reductie in 2030 en 95% reductie in 2050 ten opzichte van 1990 wettelijk vastlegt. Ieder kabinet is hier dus aan gebonden, totdat de wet wordt aangepast. De Klimaatwet gaat niet over de inhoudelijke maatregelen om CO2-reductie te realiseren. Die maatregelen zijn in het Klimaatakkoord afgesproken met maatschappelijke partijen.

De uitvoering van de afspraken blijft zoveel mogelijk in handen van de deelnemende partijen, waaronder het Rijk. Partijen zijn dus zelf samen verantwoordelijk voor de uitvoering van hun onderdeel van het akkoord. Hiervoor worden onder regie van de betrokken vakministers sectorale uitvoeringsoverleggen ingericht. De Rijksoverheid wil met het eigen handelen een bijdrage leveren aan de verduurzaming van Nederland. Daarom is in het Klimaatakkoord bijvoorbeeld afgesproken dat de Rijkskantoren in 2030 gemiddeld label A hebben, en dat het wagenpark in 2020 voor 20% uit zero-emissie voertuigen bestaat en in 2028 volledig zero-emissie is.

Extra inspanning

Inmiddels is bekend dat er extra maatregelen nodig zijn bovenop de bestaande afspraken in het Klimaatakkoord om het doel te halen: 49% minder broeikasgassen in 2030 dan in 1990. Dat blijkt uit de op 1 november 2019 gepubliceerde Klimaat- en Energieverkenning (KEV), die geldt als het basisscenario voor alle analyses van energie- en klimaatontwikkelingen in Nederland tot 2030. In de Klimaatwet is vastgelegd dat elk jaar een Klimaat- en Energie Verkenning wordt gedaan die de balans richting 2030 en 2050 opmaakt. PBL concludeert in de KEV 2019 dat de pakketten van afspraken in verschillende sectoren stevig zijn, maar dat het uitvoeren van afspraken soms ‘weerbarstig’ is. Tegelijk moest PBL de prognose voor de uitstoot bijstellen vanwege nieuwe ontwikkelingen in de economie, zoals brandstofprijzen, export van elektriciteit en mobiliteit. Daardoor zullen er extra inspanningen nodig zijn om doelen te halen.

Waarschijnlijk wordt het doel voor duurzame energie in 2023 wel gehaald. De eis uit het Urgenda-arrest, 25% minder uitstoot van broeikasgassen in 2020, vraagt ook om extra maatregelen. Wel lijkt het nog te overbruggen gat van 2 miljoen ton CO2 veel minder groot dan de eerdere schatting van 9 Mt. Het doel voor 2030 is om uit te komen op 49% minder dan in 1990. De KEV berekent dat alle voorgenomen beleid tot 1 mei 2019 leidt tot 35% minder uitstoot. Aanvullend berekent PBL dat de jongere afspraken uit het Klimaatakkoord daar nog eens 8 tot 13% aan toevoegen, waardoor de 49% nog niet wordt gehaald.

Het kabinet heeft direct extra actie aangekondigd na de conclusie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat de doelen van het klimaat- en energiebeleid voor 2020 en 2030 nog niet worden gehaald. Het kabinet wil op korte termijn vooral particulieren en bedrijven meer ‘verleiden’ om klimaatmaatregelen te nemen. Er komt in 2020 een extra subsidieronde voor projecten in hernieuwbare energie. Ook kwam er eind 2019 60 miljoen euro extra subsidie voor de aanschaf van bijvoorbeeld warmtepompen en zonneboilers. Verder zal het kabinet de plaatsing van zonnepanelen op gebouwen van de overheid, scholen en bij particulieren versnellen. De opgaven (in megatonnen) die bij het begin van het Klimaatakkoord voor de diverse sectoren zijn vastgesteld zullen tot slot indien nodig worden verhoogd; instrumenten die in het Klimaatakkoord voor de diverse sectoren zijn vastgesteld, zullen zo nodig worden verzwaard. Welke maatregelen dat zijn, is nog niet bekend.

Resumerend is het Klimaatakkoord meer dan een vat vol beloften. Het is een breed gedragen afspraken stelsel, met daaraan gekoppelde heldere doelen, kennistools, financiële middelen, monitoring, pilotprojecten en wet- en regelgeving. Er ligt een grote opgave. Die is alleen te volbrengen door samen te werken en kennis te delen. De overheid zorgt daarbij voor de juiste randvoorwaarden. Maar er wordt ook veel verwacht van de markt, bouwers, installatiebedrijven en financiers!