Zonneparken niet meer op landbouw- en natuurgronden

Artikel delen

Gezien het grote beslag op de schaarse ruimte in Nederland zijn zonneweides en zonneparken op landbouw- en natuurgronden, met enkele uitzonderingen, niet langer toegestaan. Dat schrijft minister Hugo de Jonge (Binnenlandse Zaken, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) mede namens minister Jetten (Klimaat en Energie) op 26 oktober in een brief aan de Tweede Kamer.

Zooneweide

Zonneweides en zonneparken op landbouw- en natuurgronden zijn, met enkele uitzonderingen, niet langer toegestaan.

Het Rijk, provincies (IPO), gemeenten (VNG) en waterschappen (UvW) hebben afspraken gemaakt over het multifunctioneel gebruiken van locaties voor de opwekking van zonne-energie. Eerst wordt gekeken of plaatsing op daken en gevels mogelijk is, daarna komen andere locaties in beeld, zoals parkeerplaatsen, stortplaatsen en langs wegen in beeld. Zonneweides en zonneparken op landbouw- en natuurgronden zijn, met enkele uitzonderingen, niet langer toegestaan. De ‘voorkeursvolgorde zon’ wordt daar waar dat nog niet is gebeurd, door de provincies juridisch vastgelegd in de provinciale verordeningen. Tegelijkertijd blijven de afspraken in de RES (Regionale Energie Strategie) overeind staan, en onderschrijven Rijk en medeoverheden het belang van het halen van de doelstellingen.

Multifunctioneel gebruik

Nederland staat voor urgente opgaven op het gebied van landbouw, woningbouw, infrastructuur, natuur en economie, die allemaal om meer ruimte vragen. Ook is ruimte nodig voor de doelstellingen van de opwekking van duurzame energie. Maar de hoeveelheid ruimte is schaars. In de contourennotitie Nota Ruimte is afgesproken dat multifunctioneel gebruik van de ruimte de norm is. Dat geldt dus ook voor het toepassen van zon-PV.

Voorkeursvolgorde zon

De opgaven vragen om scherpe keuzes en zonder dat dit afbreuk doet aan de RES afspraken. Daarom sturen overheden langs vier treden voor de opwekking van zonne-energie.

  • Trede 1: Zonnepanelen op daken en gevels.
  • Trede 2: Onbenutte terreinen in bebouwd gebied.
  • Trede 3: Onbenutte terreinen in landelijk gebied.
  • Trede 4: Landbouw- en natuurgronden.

Uitgangspunt is dat zonnepanelen zoveel mogelijk op daken en gevels komen of in combinatie met andere functies worden toegepast. Rijk en mede-overheden stimuleren de plaatsing van zonnepanelen op daken van gebouwen, maar ook op bijvoorbeeld kassen, industrieterreinen, stortplaatsen en boven parkeerplaatsen.

Belangrijke voorwaarde is dat multifunctionele combinaties landschappelijk goed inpasbaar zijn en passen op het elektriciteitsnet. Daarmee blijven de doelstellingen voor de RES-opgave onveranderd. Gebruik van landbouw- en natuurgronden voor zonne-energie is niet langer toegestaan, enkele uitzonderingen daargelaten.

Juridisch verankerd

Afspraak is dat provincies die de voorkeursvolgorde zon nog niet (volledig) in hun provinciale verordeningen hebben opgenomen, dit alsnog doen. De voorkeursvolgorde zon is daarmee ook juridisch verankerd. Dat betekent dat voor nieuwe zonneparken op landbouw- en natuurgronden geen vergunningen worden verleend, enkele uitzonderingen daargelaten. De provincie kan een uitzondering maken voor gronden die al een andere bestemming zouden krijgen, voor combinaties van zonnepanelen met bepaalde vormen van agrarische bedrijfsvoering of lokale energie-opwekking. Projecten waarvan de participatietrajecten al in een vergevorderd stadium zijn en die niet (helemaal) conform de aangescherpte voorkeursvolgorde zon zijn vormgegeven, kunnen doorgang vinden.

Vanuit het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie (NP RES) zal de naleving van de afspraken en haalbaarheid worden gemonitord. De RES-afspraken moeten namelijk wel te realiseren zijn.

Zonnepanelen op een dak

Uitgangspunt is dat zonnepanelen zoveel mogelijk op daken en gevels komen of in combinatie met andere functies worden toegepast. Foto: WECAL Dak- & Isolatietechniek.

Zonneweides en zonneparken op landbouw- en natuurgronden, met enkele uitzonderingen, zijn niet langer toegestaan in Nederland. Dat schrijft minister Hugo de Jong op 26 oktober in een brief aan de Tweede Kamer.