Duurzame Monumentenzorg (DuMo)

Artikel delen

Monumenten zijn historische gebouwen waarvan wij vinden dat ze voor onszelf en de generaties na ons behouden moeten blijven. Van de vele monumentale gebouwen zijn de 61.000 rijksmonumenten een bijzondere categorie. Restauratie, instandhouding dan wel aanpassing van die monumenten vergt veel inspanning en middelen. En zijn er maatregelen nodig, dan zouden die eigenlijk ook moeten aansluiten bij de principes van duurzaam bouwen. Maar zijn duurzaamheid en monumentenzorg wel met elkaar te combineren? SBRCURnet heeft hierover zojuist een nieuw infoblad uitgegeven, op basis van het eerder gepubliceerde handboek duurzame monumentenzorg.
 
Een gebouw waaraan veel belangrijke monumentwaarden zijn te onderkennen laat maar zeer beperkt ingrepen toe. Een monument waarvan de waarden meer betrekkelijk zijn of waarbij slechts enkele specifieke aspecten, elementen of bouwdelen cultuurhistorisch waardevol zijn, kan meer ingrepen en aanpassingen hebben zonder waardeninflatie. Simpel gesteld bepaalt dus de mate van aanpasbaarheid en veranderbaarheid van het monument hoever we met duurzaamheidsmaatregelen kunnen gaan. Om duurzaamheid en monumentwaardigheid tegen elkaar te kunnen afwegen, is een DuMo-systematiek ontwikkeld. Moet een gebouw zoveel mogelijk in de oorspronkelijke staat bewaard blijven, dan is het niet-veranderbaar, ofwel ‘onaanraakbaar’. Zo’n gebouw krijgt dan een hoge Mo-coëfficiënt. Het DuMo-profiel is de samenstelling van de Du-index en de Mo-coëfficiënt; dat betekent dat het de combinatie is van enerzijds de monumentwaardigheid en anderzijds de duurzaamheid. Doel van het DuMo-profiel is om een aansluiting te krijgen bij de GreenCalc+ systematiek en zodoende ook monumenten te kunnen beoordelen op hun duurzaamheid.
 
Strategieën
De verschillende strategieën voor een duurzame aanpak van monumenten en andere historische gebouwen zijn te onderscheiden in een aantal basisprincipes die uitgangspunt zouden moeten zijn bij iedere ingreep aan, in of bij een monument of een ander historisch gebouw. Daarnaast zijn er zes duurzaamheidsthema’s die, afhankelijk van het object en het project, een rol kunnen spelen bij het doorvoeren van maatregelen; elk van die zes thema’s omvat enkele strategieën. Het strategieënoverzicht voor Duurzame Monumentenzorg ziet er daarmee als volgt uit.
 
Basisstrategieën
Deze strategieën moeten altijd uitgangspunt zijn voor de aanpak van historische gebouwen. Kern daarvan is dat het historische gebouw in zijn eigenaardigheden goed gekend en doorgrond wordt, zodat het in zijn karakteristieken en (historische) prestatiemogelijkheden wordt gerespecteerd en benut. De basisstrategieën hangen samen met de mate van aanpasbaarheid c.q. aanraakbaarheid: van strategie 1 (Traditionele prestaties) tot strategie 5, die aanpasbaarheid en dus aangepaste comforteisen impliceert.
Daarnaast zijn er duurzaamheidsstrategieën, deze hangen samen met de zes (duurzaamheids)thema’s die worden onderscheiden: materiaalgebruik, energie, watergebruik, binnenmilieu, beheer en ontwerp. Zo kun je bij materiaalgebruik denken aan zuinig omgaan met grondstoffen, of toepassing van nagroeibare materialen, maar ook aan hergebruik van bouwdelen en aan levensduurverlenging, want ook dat bespaart. Energie gaat over besparing door klimatisering en energie uit duurzame bronnen. Isolatie is daarbij ook een belangrijk item. Bij watergebruik valt te denken aan het zoveel mogelijk gebruiken van regenwater, infiltratie en drinkwaterbesparende maatregelen. Bij het binnenmilieu gaat het om het benutten van de overmaat aan ruimte die historische gebouwen vaak kenmerkt, en om een gezonde luchtkwaliteit. De beheerder van een historisch monument moet ondere aandacht besteden aan regelmatig onderhoud, ook om ervoor te zorgen dat de installaties hun functie goed blijven vervullen. Ontwerpers hebben de taak de gewenste duurzaamheid en de cultuurwaarden van het gebouw bij de beoogde ingreep optimaal op elkaar af te stemmen, dus interactie van Du en Mo.
De in totaal 20 strategieën geven concreet inhoud aan het duurzaam in stand houden van monumenten. Maar omdat ieder monument weer anders is, biedt geen enkele strategie oplossingen die het in alle gevallen zullen ‘doen’. Standaardoplossingen werken nu eenmaal niet in historische gebouwen. De variatie in typen historische gebouwen naar aard en technische opzet en de verscheidenheid aan duurzaamheids- en herbestemmingsambities zijn zo talrijk en groot dat een kant-en-klare aanpak niet past. De strategieën geven echter belangrijke aandachtspunten en wijzen oplossingsrichtingen aan. Vervolgens levert de afweging van iedere situatie afzonderlijk de in dat geval beste aanpak op. En ‘beste’ betekent daarin, dat zowel het monument als het milieu met die aanpak gediend zijn.
 
Monument- of cultuurwaarden: de Mo-coëfficiënt
Door zijn status is de mate waarin het monument fysiek aanpasbaar is, beperkt. Bij de DuMo methode wordt die beperkte aanpasbaarheid gecompenseerd door de aan het monument te stellen cultuurwaarden,  mits deze ook daadwerkelijk behouden blijven. Deze cultuurwaarden bepalen door hun omvang en betekenis ook de mate van compensatie; zij doen dat via de Mo-coëfficiënt in de berekening (Du x Mo = DuMo). Een aanvaardbare of zelfs goede DuMo-prestatie is hierdoor voor de meeste monumenten mogelijk.
De Du-index, waarmee de duurzaamheidsprestatie in getalvorm wordt uitgedrukt, is bij verschillende monumenten daardoor aan een ‘monumentspecifiek’ maximum gebonden. Om nu toch een goede DuMo-score in het betreffende monument te kunnen bereiken, wordt de duurzaamheidsprestatie – Du-index – vermenigvuldigd met een factor die groter is naarmate de veranderbaarheid kleiner ofwel de ‘onaanraakbaarheid’ van het monument groter is. Deze factor is de Mo-coëfficiënt. Hoe hoger de monumentwaarden van het gebouw, hoe onaanraakbaarder het is en hoe groter de Mo-coëfficiënt.
De Mo-coëfficiënt is van belang om te weten hoe zwaar moet worden ingezet op duurzaam bouwen. Een monument met een geringe mate van aanraakbaarheid, waar dus weinig fysieke ingrepen mogelijk zijn, zal een hoge Mo-coëfficiënt krijgen. Een gebouw met een hoge aanraakbaarheid, krijgt een lage Mo-coëfficiënt, waardoor er meer duurzaamheidsmaatregelen genomen moeten worden om een hoge DuMo-score te bereiken. Uitgangspunt is dat de Mo-coëfficiënt vóór de restauratie wordt bepaald – dus vóór men gaat breken, slopen, verbouwen et cetera, maar liefst ook vóór men zijn DuMo-ambities al een bepaalde koers geeft.
 
Expertiseronde
De bepaling van de Mo-coëfficiënt gebeurt tijdens een expertiseronde door een bouw- of architectuurhistoricus. Bij die ronde worden de cultuurwaarden van het monument expliciet gemaakt en wordt hun ‘gewicht’ bepaald. Het gebouw wordt daartoe in- en uitwendig geïnspecteerd. Daarnaast raadpleegt de bouwhistoricus de voorhanden bouwhistorische informatie over het object.
 
Aanraakbaarheidscategorieën
Afhankelijk van de status van het monument worden vier aanraakbaarheidscategorieën onderscheiden:
A.        Museaal/documentair
Bij deze monumenten gaat het om het onveranderd in stand houden van het bouwwerk. Eventuele ingrepen staan geheel ten dienste van het behoud van cultuurwaarden. Als er wordt ingegrepen/aangepast, is dat ten behoeve van de publiekstoegankelijkheid. Voorbeelden zijn het St. Hubertus Jachtslot in Hoenderloo, het Czaar Peterhuisje in Zaandam of het Cruquiusgemaal.
B.        Museaal-functioneel
Monumenten waarbij de instandhouding van de hoofdstructuur en het historische detail voorop staan, maar waarbij bepaalde functionele aanpassingen mogelijk zijn. Voorbeelden: De Van Nellefabriek in Rotterdam, het Paleis op de Dam of het Rijksmuseum in Amsterdam, maar ook het stadhuis van Vianen.
C.        Monumentaal-flexibel
Monumenten waarbij de instandhouding van de hoofdstructuur voorop staat, maar die van nature een flexibel gebruik kennen. Veel bouwkundig industrieel erfgoed is hier een voorbeeld van, zoals verbouwde watertorens en tot kantoor omgebouwde woonhuizen, maar ook het Arsenaal te Naarden.
X.        Monument met cultureel perspectief, uit categorie A, B of C
Hier gaat het om een (nog) niet beschermd monument dat redelijk tot goed bewaard is gebleven. Voorbeeld: de watertoren in Bussum, veel industriële objecten, een flink deel van de bebouwing van beschermde stads- en dorpsgezichten.
 
Nadere informatie
SBRCURnet heeft over dit onderwerp de volgende publicaties:

  • Gratis Infoblad met globale informatie, recent herzien, kijk op www.sbrcurnet.nl [url wordt nagestuurd].
  • Handboek Duurzame monumentenzorg ‘Theorie en praktijk van duurzaam monumentenbeheer’, publicatie 592.11, prijs € 145,- (excl. btw, gedrukt of online), zie http://www.sbrcurnet.nl/producten/publicaties/handboek-duurzame-monumentenzorg-1.

Bijeenkomst

Voor wie geïnteresseerd is in duurzame herontwikkeling van gebouwen organiseert de Dutch Green Building Council (DGBC) op 23 september 2014 in Rotterdam een jaarbijeenkomst over dit onderwerp, zie http://www.sbrcurnet.nl/producten/bijeenkomsten-en-cursussen/duurzaam-her-ontwikkelen.
 

 

Infoblad

Dit artikel is gebaseerd op Infoblad 451 Duurzame Monumentenzorg (DuMo). De Infobladen behandelen een groot aantal bouwtechnische onderwerpen in kort bestek. U kunt er direct mee aan de slag. Zoeken kan op onderwerp of trefwoord, via www.sbrcurnet.nl/infobladen.
 

 

BouwLokalen Biobased bouwen
 

Wat komt er aan bod?

 
Het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zet zich in om van Nederland een biobased economie te maken. Het gaat hier om de overgang van een economie die draait op fossiele grondstoffen naar een economie die draait op biomassa als grondstof. Dit heeft ook gevolgen voor de bouwsector, als één van de grootste grondstoffengebruikers.
 

Letterlijk betekent biobased: op de natuur gebaseerd. Maar wat zijn biobased materialen eigenlijk? En hoe kunt u deze toepassen? Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen de verschillende categorieën biobased materialen, want deze vragen elk om hun eigen benadering. Tijdens deze serie BouwLokalen lichten we de theorie nader toe met een aantal prachtige groene praktijkvoorbeelden. De bijeenkomsten duren van 16:00 tot 18:30 uur en vinden plaats op elf locaties:
 
Dinsdag 9 september 2014, Heerhugowaard
Woensdag 10 september 2014, Doetinchem
Donderdag 11 september 2014, Bergen op Zoom
Dinsdag 16 september 2014, Amersfoort
Woensdag 17 september 2014, Nuth
Dinsdag 23 september 2014, Drachten
Woensdag 24 september 2014, Den Haag
Dinsdag 30 september 2014, Veldhoven
Donderdag 2 oktober 2014, Ruinen
Dinsdag 7 oktober 2014, Hardinxveld-Giessendam
Donderdag 9 oktober 2014, Almelo
 
Aanmelden kan via www.Bouwlokalen.nl