Ambitie zat, maar wie gaat het bouwen?
Nederland kampt met een woningtekort van ruim 400.000 woningen. Terwijl de krapte op de markt verder oploopt, beloven politieke partijen in aanloop naar de verkiezingen van 29 oktober 2025 stevige bouwambities. Vrijwel iedereen wil ‘meer woningen’, maar de vraag is vooral hoe en waar die moeten komen. Een nieuw rapport van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) vergelijkt de verkiezingsprogramma’s van negen partijen en laat zien dat er een kloof gaapt tussen ambitie en uitvoerbaarheid.

De partijen verschillen inhoudelijk sterk, maar één ding staat vast: er moeten fors meer woningen bij. De één belooft honderdduizend woningen per jaar, de ander wil hele nieuwe steden uit de grond stampen. Maar de vraag is niet of die ambities groot genoeg zijn – die is of ze uitvoerbaar zijn. Want wie de bouwplaats op stapt, ziet dat de praktijk weerbarstiger is dan het verkiezingsprogramma.
De bouw heeft geen gebrek aan ambitie, maar aan handjes. De politiek lijkt te denken dat je de woningproductie kunt opvoeren door een getal in een coalitieakkoord te zetten. Maar zonder metselaars, monteurs en werkvoorbereiders blijft het papierwerk.
Waar mag gebouwd worden?
De grootste verschillen zitten in de visie op bouwlocaties.
- GL-PvdA en D66 blijven vasthouden aan binnenstedelijke groei, onder verwijzing naar het behoud van landschap en natuur.
- VVD, CDA, PVV en NSC willen juist grootschalige uitbreidingslocaties buiten de stad ontwikkelen.
- JA21 en in mindere mate BBB zien kansen in kleinschalige toevoegingen – “een straatje of wijkje erbij”.
De tegenstelling is illustratief voor het debat: tussen idealisme over binnenstedelijk bouwen en de roep om praktisch uitvoerbare oplossingen.
Volgens het EIB is dat laatste het meest realistische spoor. Grote uitbreidingswijken vergen jaren aan voorbereiding en infrastructuur, terwijl binnenstedelijke transformaties vaak duur en complex zijn. Kleinschalige uitbreidingen kunnen veel sneller worden gerealiseerd en beter inspelen op lokale woningvraag.
Regeldruk remt tempo
Bijna alle partijen willen de bouw versnellen, maar hun plannen zorgen vaak juist voor extra complexiteit.
Linkse partijen pleiten voor meer sturing, hogere duurzaamheidseisen en striktere programmering (met vaste percentages sociale huur). Rechtse partijen willen juist dereguleren, procedures inkorten en standaardisatie toestaan voor prefab-systemen.
Het EIB concludeert dat méér regels niet automatisch tot méér woningen leiden. In de afgelopen jaren groeide de regeldruk: van stikstof tot brandveiligheid en energieprestaties. Voor bouwbedrijven betekent dat hogere kosten en langere doorlooptijden.
Geld is niet het probleem, uitvoering wel
Sinds 2019 zijn miljarden euro’s aan subsidies en lastenverlichting in de woningmarkt gepompt. Toch blijft de productie steken rond 70.000 woningen per jaar.
Corporaties hebben volgens het EIB voldoende middelen om 40.000 woningen per jaar te bouwen, maar lopen vast op planvoorraad, procedures en stikstof. “Geld is niet het probleem,” stelt het instituut, “geschikte locaties en uitvoeringscapaciteit wel.”
Ook het betaalbaarheidsbeleid schiet zijn doel voorbij. Quoteringen voor betaalbare woningen zorgen er soms voor dat projecten financieel onhaalbaar worden, terwijl huurregulering beleggers afschrikt. Het gevolg: minder investeringen en dus minder nieuwbouw.
Stikstof en duurzaamheid: goed bedoeld, slecht getimed
Alle partijen erkennen dat stikstof de bouw vertraagt. BBB, PVV, JA21 en NSC willen daarom een vaste ondergrens invoeren van 1 mol/ha/jaar, zodat projecten weer kunnen doorgaan. VVD en CDA zijn voorzichtiger en willen pas versoepelen na natuurherstel. GL-PvdA en D66 zetten in op emissiereductie.
Het EIB noemt de ondergrens “rationeel, maar juridisch onzeker” zolang de Raad van State geen duidelijkheid geeft.
Ondertussen staan duizenden woningen in de wacht. “De bouw is speelbal geworden van juridisch beleid,” aldus een projectleider. “Iedere week vertraging kost geld, vertrouwen en capaciteit.”
Ook het verduurzamingsbeleid drukt zwaar op de kosten. Partijen die hogere energie-eisen of snellere verduurzaming willen, onderschatten volgens het EIB het prijskaartje voor bouw en installateurs. Hogere eisen zijn goed voor het klimaat, maar maken het lastiger om voldoende betaalbare woningen te realiseren.
De kloof tussen plan en praktijk
Wat het EIB-rapport vooral blootlegt, is de kloof tussen politieke ambitie en bouwrealiteit.
De bouw kan niet in één kabinetsperiode verdubbelen; daarvoor ontbreken de mensen, materialen en locaties. Meer geld of regels veranderen dat niet. Want zolang vergunningen vastlopen en personeel schaars blijft, blijft de kraan op de bouwplaats vaker stil dan de politiek lief is.
De onderzoekers pleiten daarom voor pragmatische oplossingen: benut kleinschalige locaties, versnel vergunningen, vereenvoudig bouwregels en investeer in opleidingscapaciteit.
De woningnood vraagt geen nieuwe slogans, maar minder belemmeringen. Alleen zo kan de bouwsector de politieke beloften waarmaken.