Ventileren voor dummies (II)

Woningen en gebouwen worden steeds beter geïsoleerd, met daarbij ook extra aandacht voor luchtdichtheid. Dat is goed voor het verder terugdringen van het energieverbruik, maar vraagt ook extra aandacht voor een gezond binnenklimaat. Vooral ook in het kader van het voorkomen van besmettingen met het COVID-19 virus (Corona). Goed ventileren van huizen en gebouwen is belangrijk vanuit het oogpunt van comfort én gezondheid. In twee artikelen proberen we de toch best wel ingewikkelde materie van ventileren meer toegankelijk te maken. In BouwTotaal nummer 11 verscheen deel 1.

Tekst: Kees van der Linden

Goed (na)isoleren, betekent ook goed ventileren!

Vaak wordt de kwaliteit van de ventilatie afgemeten aan de hoeveelheid CO2 in de lucht. Het gaat daarbij niet om de CO2 op zich, die is op zich niet schadelijk. Maar de CO2 productie van de mens gaat redelijk gelijk op met de productie van geurstoffen en daarmee is de CO2 concentratie een goede maatstaf. Lucht bestaat voornamelijk uit stikstof (circa 78%), zuurstof (circa 21%) en Argon (circa 1%). Daarnaast zitten er nog wat andere stoffen in waarvan CO2 en waterdamp voor dit verhaal de belangrijkste zijn. In de buitenlucht zit ongeveer 0,04% CO2 (400 ppm). De betekenis van ppm is ‘parts per million’, ofwel per miljoen deeltjes lucht zijn er naast de andere stoffen 400 deeltjes CO2.

Door het uitademen van CO2, stijgt de concentratie CO2 in de lucht. Als het meer dan 1.200 ppm CO2 wordt is het echt niet fris meer. Beter is het om als bovengrens 1.000 ppm aan te houden en in deze Coronatijd (2021) is 800 nog verstandiger. Dat betekent per mens 35-50 m3/h verse lucht binnen brengen.

Het is zeer de moeite waard om een CO2-meter aan te schaffen om daarmee in de gaten te houden of er voldoende wordt geventileerd. De hoeveelheid ventilatie varieert bij huizen met natuurlijke ventilatie sterk met de windrichting en windsterkte. Ook kun je dan meteen aflezen dat er meer moet worden geventileerd als er meer mensen aanwezig zijn. Vanaf circa € 135,- heb je een goede meter en heb je iets in handen om voor een beter en gezonder binnenklimaat te zorgen.

Het is zeer de moeite waard om een CO2-meter aan te schaffen om daarmee in de gaten te houden of er voldoende wordt geventileerd. Foto: Bresser.

In het Bouwbesluit worden eisen gesteld voor nieuwe woningen en deze worden uitgedrukt in een minimale hoeveelheid ventilatie per m2 gebruiksoppervlakte van de woning. Dit zijn echte ondergrenzen. Beter is het om per geval uit te gaan van het feitelijk aanwezige aantal personen.

Benodigde voorzieningen

Hoe krijgt men nu de gewenste hoeveelheid ventilatie in een ruimte voor elkaar? Om 100 m3/h ventilatielucht binnen te krijgen heb je een rooster of een klepraam nodig met circa 300 cm2 opening. Bij een klepraam van 60 cm lengte betekent dat de opening 5 cm breed moet zijn. Bij gebruik van ventilatieroosters moet je al gauw aan rooster van 1 meter lengte denken, omdat daar ook vaak gaas in is aangebracht en je dan eigenlijk wel 600 cm2 (opening met gaas) nodig hebt.

Deze maat voor de openingen zorgt ervoor dat er ook bij weinig wind (2 m/s) toch voldoende lucht binnenkomt. Vaak zal het echter harder waaien en dan is het dus heel belangrijk dat de opening kleiner kan worden gemaakt: een schuifmogelijkheid in de roosters en een ‘traploze’ bediening van de klepraampjes.

Veelal is de bediening van de klepraampjes niet meer dan ‘open/dicht’. Dat schiet dus niet op. Zodra het tocht doet men dan het raam dicht en pas als het onfris gaat ruiken doet men het weer open. Het is daarom nodig dat er een zodanige bediening is dat de raampjes ook half open kunnen staan of maar op 10% open.

Één ding om te onthouden is heel belangrijk: lucht kan alleen een vertrek binnenkomen als het er ook weer ergens uit kan. Dat betekent dat het niet echt helpt als je alleen een rooster open zet in één buitengevel van een vertrek. Foto: MBI.

Één ding om te onthouden is verder heel belangrijk: lucht kan alleen een vertrek binnenkomen als het er ook weer ergens uit kan. Dat betekent dat het niet echt helpt als je alleen een rooster open zet in één buitengevel van een vertrek. Denk aan een doorzonkamer in een rijtjeshuis. Alleen aan de voorgevel iets open zetten helpt niet. Ook aan de achtergevel moet er een net zo grote opening aanwezig zijn. Als de wind op de voorgevel staat stroomt de lucht vandaar door het vertrek naar de achtergevel en gaat daar weer naar buiten. Als de wind andersom staat gaat ook de luchtstroom andersom.

Ook bij andere plattegronden dan doorzonkamers moet men aan dit principe denken. Dan moet de lucht van een kamer aan de ene gevel kunnen doorstromen naar een kamer aan de andere gevel. Daarvoor kunnen roosters worden aangebracht in deuren of tussenwanden. In plaats van doorstromen naar een andere gevel is het natuurlijk ook heel effectief als de lucht kan doorstromen naar één van de ruimten (keuken, badkamer, toilet) waar andere voorzieningen voor luchtafvoer aanwezig zijn (ventilatiekanalen). Daarvoor zijn bewust aangebrachte kieren (circa 10 mm hoog, bij de badkamer 20 mm) onder de tussendeuren een handige oplossing.

Schoorsteeneffect

Verder is het goed te weten dat behalve door winddruk op de gevel er ook een verticale kracht aanwezig is, vaak het ‘schoorsteeneffect’ genoemd. Als de lucht in huis warmer is dan buiten, wat in het stookseizoen doorgaans het geval is, is die lucht ook lichter dan de lucht buiten. Als er dan beneden en boven iets open staat, duwt als het ware de zwaardere buitenlucht de lucht van beneden naar boven door het huis. In huizen tot aan circa 1975 treft men ook vaak bouwkundige verticale ventilatiekanalen aan in keuken en toilet van de begane grond naar boven het dak. Bij de meeste huizen van na 1975 is er zoals gezegd vaak al mechanische afzuiging van keuken, badkamer en toilet aanwezig en ook in oudere huizen zijn inmiddels vaak ventilatoren aangebracht op de bestaande kanalen.

Energieverlies

Bij de diverse vormen van natuurlijke ventilatie treedt behoorlijk wat energieverlies op, doordat de van buiten komende lucht wordt opgewarmd tot kamertemperatuur. In moderne huizen wordt inmiddels doorgaans mechanische balansventilatie toegepast. Toevoer en afvoer van lucht naar de verschillende vertrekken gebeurt via kanalen, meestal metalen buizen met een diameter van 120-150 mm. Het grote voordeel hiervan is dat de hoeveelheid per vertrek kan worden afgesteld en continu geregeld op de feitelijke behoefte. Hierdoor wordt er niet meer geventileerd dan nodig is én wordt er door toepassing van warmterugwinning een zeer aanzienlijke energiebesparing bereikt (zie www.milieucentraal.nl/energie-besparen/ventilatie/balansventilatie/). Om dit in een bestaande woning aan te brengen is het inschakelen van een installatie adviseur of een installateur met de juiste ervaring noodzakelijk.

De eerste stap naar een betere luchtkwaliteit in huis wordt genomen door goed te ventileren door balansventilatie met warmteterugwinning (WTW). Met deze Flair WTW-unit van Brink wordt continu verse lucht van buiten naar binnen gebracht en vervuilde lucht uit huis afgevoerd.

Voorbeeld balansventilatie met warmteterugwinning. Illustratie: Interieurdesigner.be.

Interactie ventilatie en verwarmingssysteem

Zoals eerder gezegd worden ventilatieroosters en klepraampjes doorgaans op minimaal 1,8 meter boven de vloer geplaatst en in beginsel boven een radiator. Dit werkt echter alleen bij een traditionele CV installatie waarbij de maximale aanvoertemperatuur naar de radiatoren ’s winters doorgaans 90 °C is en de retourtemperatuur 70 °C. Door de warme radiator ontstaat er een opgaande stroom warme lucht die voorkomt dat de binnenkomende koude lucht naar beneden valt. Doordat de warme en koude lucht zich mengen wordt tocht voorkomen.

Bij moderne verwarmingssystemen, waarbij het warm water niet geleverd wordt door een gasketel maar bijvoorbeeld door een warmtepomp, is de aanvoertemperatuur maar circa 50 °C. Ook wordt er tegenwoordig vaak vloerverwarming toegepast in plaats van radiatoren. In beide gevallen is de opgaande warme luchtstroom die hierboven werd beschreven afwezig of in ieder geval niet sterk genoeg. Dat betekent dat er andere manieren moeten worden gevonden om tochtverschijnselen te voorkomen.

Roosters en klepraampjes moeten zo mogelijk nog hoger, vlak onder het plafond, en niet te dicht bij de zitplaatsen zitten en in ieder geval goed geregeld kunnen worden. Bij voorkeur moeten ze zelfs zelfregelend zijn. Maar een echt goede situatie ontstaat in feite pas als de toevoerlucht wordt voorverwarmd. Bij mechanische balansventilatie kan dat eenvoudig worden geregeld.

Maar bij bestaande woningen is het aanbrengen van mechanische ventilatie vaak erg ingrijpend. Er bestaan ook decentrale ventilatie units met warmteterugwinning waarbij de toevoerlucht wordt voorverwarmd. En eventueel zelfs met extra verwarming. Deze units kunnen aan de gevel van de woonkamer en eventueel andere kamers worden geplaatst. Zie bijvoorbeeld: www.milieucentraal.nl/energie-besparen/ventilatie/slim-en-energiezuinig-ventileren/.

Dit laat zien dat bij het isoleren van huizen, overgaan op een warmtepomp of verwarmingsnet als warmtebron ook heel goed naar het totaal systeem van gebouw en installatie moet worden gekeken. Een integrale aanpak is nodig. Daarvoor moet een goede adviseur of een aannemer/installateur met veel ervaring worden ingeschakeld.

Controle ventilatiesysteem.

Informatie over de auteur:

Kees van der Linden is zelfstandig adviseur onder de naam AaCee Bouwen en Milieu. Hij adviseert op het gebied van Bouwfysica, Binnenmilieu, Installaties in de context van Duurzaamheid.

De website www.milieucentraal.nl geeft veel informatie voor de aanpak van ventilatie bij woningen. De website www.klimapedia.nl geeft achterliggende technische informatie. Kijk ook vooral op de pagina ‘Publicaties’. Kijk ook eens bij https://eerstehulpbijventilatie.nl/.

Het hele artikel met nog een aantal verwijzingen naar websites die nog meer informatie bieden op dit gebied is ook te vinden op https://klimapedia.nl/publicaties/ventileren-voor-dummies/.