Snel gebouwd
Integratie installaties in vloer blijft uitdaging
Een vloer in een gebouw heeft een dragende en constructieve functionaliteit, zorgt voor stabiliteit en is veelal ook de drager van installaties. Het aandeel installaties is de afgelopen jaren alleen maar gegroeid; denk aan ventilatie en domotica. Vaak kiest men voor een proces waarbij beide functionaliteiten geforceerd geïntegreerd moeten worden. Echter de werelden van de (beton)ruwbouw en installateurs zijn verschillend. “Veel uren in de werkvoorbereiding worden gebruikt om iets dat niet wil, toch in elkaar te vlechten. We moeten terug naar de basis. Hoe krijg je de werkvoorbereider en de installateur weer aan het lachen op de bouw?”, aldus Johan Oltvoort van Olbecon.
Tekst: ing. Frank de Groot
“De technische levensduur van de constructie van een gebouw kan 30 tot wel 300 jaar zijn, terwijl dat voor de installatie maximaal 15 jaar is. Bijna altijd wordt ervoor gekozen om de installatie in de constructie te integreren. Wanneer de installatie aangepast of vervangen moet worden, betekent dat dus: slopen. Maar dat willen we in kader van circulariteit niet”, zegt Johan Oltvoort.
De discussie over een blijvende bereikbaarheid van installaties in een betonnen of steenachtig casco is niet nieuw. Sterker nog: die duurt al zestig jaar. Althans, als we het boek uit 1961 ‘De dragers en de mensen, het einde van de massawoningbouw’, door ir N.J. Habraken als startpunt nemen. De auteur lanceerde de volgende stelling: ‘Een zinvolle industrialisatie van de woningbouw heeft alleen kans van slagen wanneer de individuele bewoner een volwaardige plaats krijgt in het tot stand brengen van zijn of haar eigen woning. Geen halve inspraak en geen terugdringing van de industriële productie, maar een nieuwe relatie tussen producent en individuele gebruiker in een nieuwe samenleving: het einde van de massawoningbouw.’
Habraken introduceerde het ‘open bouwen’, waarbij de inbouw is gescheiden van de drager, waardoor de inbouw flexibel aanpasbaar is aan de wensen van de bewoner(s). Denk aan niet dragende binnenwanden en alle (sanitaire) installaties en leidingen. Het Industrieel, Flexibel en Demontabel (IFD) bouwen is daar een reactie op. Dit heeft ook gevolgen voor de vloersystemen. De afgelopen tientallen jaren zijn veel IFD-vloeren ontwikkeld, met holle ruimten waarin leidingen bereikbaar blijven. Toch zijn deze vloeren nooit gemeengoed geworden.
IFD-bouwen
“De werelden van de installateurs en cascobouwers liggen nog steeds ver van elkaar”, zegt Johan Oltvoort. Hij ondervindt dat in de dagelijkse praktijk, omdat zijn bedrijf Olbecon merk onafhankelijk leverancier is van systeemvloeren. Het bedrijf levert daarnaast prefab betonnen wanden, zoals geïsoleerde sandwichpanelen, massieve panelen, holle wanden, cascowanden en prefab kolommen. Volgens Oltvoort zit de meerwaarde van zijn bedrijf in onafhankelijkheid en kennis van diverse systemen: “Wij zijn niet afhankelijk van een bepaald type vloer of wand, zodat we altijd de beste oplossing kunnen bieden. Daarnaast ontzorgen wij zowel de klant als de producent doordat wij adviseren, verkoop doen, al het teken- en rekenwerk uitvoeren en de klant begeleiden. Met Olbecon zijn we een volger; de architect en de constructeur bepalen het vloertype.”
“Voor een casco is dat anders. Om de focus op kleinschalige prefab woningbouw te houden hebben we Olcas opgericht. Vaak zitten we hier bij het voorontwerp aan tafel en kan de ontwerper meeliften in datgene wat wij aan efficiëntie kunnen meegeven. Bijvoorbeeld minimaal 250 mm beton boven deur en raamopeningen maakt het vaak mogelijk om zonder lateien te werken. Dit is voor de woningbouw op maat. Wij kunnen ervoor zorgen dat alle benodigde leidingen al in de wanden zijn opgenomen. Dat scheelt enorm veel werk op de bouwplaatsen, zoals frezen, leidingen aanbrengen en dichtstrijken. Verder verzorgen wij de totale planning en logistiek. Wij richten ons vooral op kleinere projecten. Inmiddels leveren we bijna iedere week een traditioneel prefab betonnen casco.”
Bloqz-concept
Daarnaast heeft Olcas het Bloqz-concept ontwikkeld: “Wil je efficiënt en betaalbaar bouwen dan moet je het anders doen. Dit concept bestaat uit een tweelaagse woning met een begane grond oppervlakte van 44 m2. De woning is circulair, energiezuinig en in twee weken te plaatsen. Opvallend is dat de verdiepings- en dakvloer zijn voorzien van betonkernactivering en alle andere functionaliteiten. Bijzonder is ook dat er alleen met droge verbindingen en plug en play-koppelingen wordt gewerkt. Hierdoor is de woning compleet demontabel en dus circulair. We hebben het concept dusdanig aangepast dat de aannemer die niet zijn eigen woning fabriek bouwt, toch kan meeliften met de industrialisatie in de bouw. We kunnen deze woning sleutelklaar opleveren maar ook als bouwpakket met minimaal de betonconstructie en de installatie er in. De rest kan de aannemer zelf organiseren.”
Anders kijken naar vloeren
Terug naar de optimale integratie van installaties in vloeren. Oltvoort merkt binnen de dagelijkse praktijk van Olbecon en Olcas dat het in het ontwerp nog een hele uitdaging is om een optimale combinatie te krijgen van installaties, casco en aanpasbaarheid: “Vaak is de installateur leidend in de positie van de leidingen. Maar dan zit daar juist weer een raveelijzer, een oplegging voor een balk of een versterkte strook. De aannemer wil het dan weer anders, omdat het installatiewerk niet te duur mag worden. Ontwerpers denken er ook te weinig over na. Dan hangt het toilet ver af van de standleiding, waardoor je met de riolering de hele vloer over moet. Maar ja, de ontwerper denkt weer alleen aan het gebruiksgemak. Het zijn verschillende culturen die je moet integreren.”
Oltvoort denkt dat dit probleem lastig is op te lossen met zoveel mogelijk open kanalen. “Dan moet je weer zoveel variaties bedenken, dat de open vloer te duur wordt. Het is niet voor niets dat al die IFD-vloeren die zijn ontwikkeld, nooit op grote schaal zijn doorgebroken. Leidingen worden vaak toch weer op een breedplaatvloer gelegd en ingestort.”
Voorstel voor verbetering
Volgens Oltvoort moet het mogelijk zijn om de installatielaag te scheiden van de constructieve laag: “Dat betekent dat de vloeren dikker moeten worden. Maar de vrijheid voor de installateur om met name horizontale leidingen te leggen op de meeste efficiënte plek, komt daarvoor terug. Ook nu worden breedplaatvloeren gedimensioneerd vanwege de leidingen. Bij type vloer zou je eveneens de constructieve vloer dunner, maar wel sterker kunnen maken omdat er geen leidingen in de constructieve vloer zitten. Deze leidingen zijn holle ruimtes, verzwakkingen die hopelijk ook op de plek liggen waar ze horen te liggen. Juist hierdoor gaat de kwaliteit van de vloer omhoog. En kijk ook eens met één oog naar de nieuwe Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) die waarschijnlijk op 1 januari 2022 van kracht wordt. Door de scheiding van installatielaag en constructie is de kwaliteit eenvoudiger te borgen.”
In de praktijk komt de oplossing van Oltvoort neer op een ruwbouwvloer die je in het werk afdekt met een folie. Hierop kan de installateur al zijn leidingen leggen. Vervolgens stort je de leidingen af met een laag van schuimbeton en werkt deze vlak af. “Voordeel is dat je traditioneel kunt werken, maar dat je later ook relatief eenvoudig de toplaag is te verwijderen, zonder de constructieve vloer te beschadigen. De vrijheid van alle disciplines blijft behouden en je bent circulair bezig. We hopen dat dit idee de installateurs en cascobouwers aanspreekt en dat er een verandering komt in denken.”