Rookverspreiding beperkt vluchtmogelijkheden

Artikel delen

Vluchten bij brand blijft het uitgangspunt in de regelgeving, maar het is belangrijk te beseffen dat veilig vluchten soms niet mogelijk is vanwege de rookverspreiding. Dat is een belangrijke constatering in het rapport ‘Brandveilig leven en de ‘lessen’ van het rookverspreidingsonderzoek’. BouwTotaal besteedde vorig jaar al meerdere keren aandacht aan de gevaren van rookverspreiding, ook naar aanleiding van het praktijkonderzoek in 2019 naar rookverspreiding in een woongebouw in Oudewater met inpandige gangen. Welke lessen kunnen we hieruit leren?

Tekst: ing. Frank de Groot

In de zomer van 2019 deden de Brandweeracademie van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV), Veiligheidsregio Utrecht en Brandweer Nederland twee weken lang praktijkonderzoek naar rookverspreiding in een leegstaand woon-zorgcentrum met inpandige gangen in Oudewater. Het doel van deze experimenten was om te onderzoeken hoe rookverspreiding plaatsvindt in een dergelijk pand en wat de invloed hierop is van bepaalde maatregelen en voorzieningen. Van dit onderzoek is in september 2020 een lijvig rapport verschenen. Op verzoek van Brandweer Nederland en de Nederlandse Brandwondenstichting, heeft de Brandweeracademie de belangrijkste inzichten en lessen voor Brandveilig Leven op een rij gezet.

Bankstel in brandruimte in Oudewater.

Onderzoek Oudewater

In het leegstaande woon-zorgcentrum met drie verdiepingen, zijn twee woonruimten op de eerste verdieping, gescheiden door één woonruimte, gebruikt voor de testen. Er is gemeten in de brandruimten, maar ook in de tussengelegen woonruimte en de corridor. Tevens is er gemeten in twee woonruimten die tegenover de brandruimten lagen, aan de andere zijde van de corridor. De corridor en woonruimtes zijn toen volgepropt met temperatuur- en gassensoren, stralings- en drukmeters, meetpunten voor optische dichtheid en rooklaaghoogte, 34 camera’s en meer dan 1 kilometer aan kabels. Ook is er gemeten op de tweede en derde verdieping.
In de twee brandruimten zijn diverse scenario’s nagebootst. Telkens is daarbij het meest verkochte tweepersoonsbankstel in brand gestoken. Zo is er getest met gesloten (3x) en open voordeur (4x). Dat is ook gedaan in combinatie met mobiele watermist (2x open en 2x dicht) en een organische vuurlast (1x open en 1x dicht). Tevens is de rookwerendheid getest met dichte deur (2x) en dit is ook gedaan in combinatie met mobiele watermist (2x). Tot slot is er getest met maximale ventilatie en een open deur (2x).
Wat onder meer is opgevallen dat bij een dichte deur de rookverspreiding in de corridor beperkt blijft, maar dat er in de naastgelegen appartementen wel rook uit de wandcontactdozen en ventilatieroosters komt. Dat verschijnsel doet zich ook voor bij bovengelegen woonruimten. Ook blijkt duidelijk dat bij een gesloten deur de brand smoort door gebrek aan zuurstof. In scenario’s met een open deur zonder mobiele watermist resteert er weinig meer van de bank. Met mobiele watermist is een deel van de bank nog intact. De onderzoekers geven tot slot aan dat het van belang is te beseffen dat rookverspreiding in een ander woongebouw mogelijk anders zal verlopen, maar dat de deelconclusies wel toepasbaar zijn voor andere woongebouwen.

In scenario’s met een open deur zonder mobiele watermist resteert er weinig meer van de bank.

Conclusies per thema

Het recente rapport koppelt de conclusies aan thema’s die volgens de Brandweeracademie van belang zijn in het kader van BVL. Deze thema’s zijn:
meubilair en matrassen;

  • rookmelders;
  • watermistinstallatie;
  • het sluiten van deuren;
  • koolstofmonoxide;
  • ouderen en kwetsbaren;
  • (niet) vluchten.

Meubilair en matrassen

In het gangbare gestoffeerde meubilair en de gangbare matrassen die in Nederland verkocht worden, zit synthetisch schuim. Dit meubilair en deze matrassen produceren zeer veel rook wanneer zij in brand raken. Zelfs als er op korte termijn minder brandbare meubels en matrassen op de markt zouden komen, zal de komende jaren het grootste deel van de inventaris in Nederlandse woningen nog uit brandgevaarlijk materiaal bestaan. Het blijft daarom van belang om brandveilig gedrag te stimuleren en mensen te wijzen op de risico’s van bijvoorbeeld roken in bed of het opladen van een telefoon die op een bed of bekleed meubilair ligt. De experimenten hebben aangetoond dat dit niet alleen van belang is voor de eigen veiligheid, maar ook voor die van de overige bewoners in woongebouwen. Rookverspreiding kan immers niet alleen het vluchten van de bewoner zelf, maar ook overige bewoners in een woongebouw ernstig belemmeren.

Rookmelders

Een snelle ontdekking van brand is en blijft cruciaal en rookmelders spelen daarin een belangrijke rol. Hoe sneller een brand ontdekt wordt, hoe meer tijd er is voor het uitvoeren van de juiste acties. Denk aan blussen, huisgenoten in veiligheid brengen, vluchten, brandweer alarmeren en overige bewoners waarschuwen. Er is gebleken dat rook zich ook van het ene naar het andere appartement kan verplaatsen (al dan niet via de inpandige gang); het afgaan van een rookmelder kan daarom ook wijzen op een brand buiten de eigen woning. Het devies blijft echter vooralsnog: vluchten als het mogelijk is.
Omdat de CO die bij een brand vrijkomt, zich kan verspreiden naar plaatsen waar geen zichtbare rook is, hebben naast rookmelders ook CO-melders een rol in het verbeteren van de brand- en vluchtveiligheid. Hierbij blijft het advies om, wanneer een CO-melder in alarm komt, naar buiten te gaan.

De corridor en woonruimtes waren voor de metingen volgepropt met meetapparatuur. De bordjes met cijfers zijn de zichtmeters.

Watermistinstallatie

Bij de experimenten van de Brandweeracademie is een mobiele watermistinstallatie opgesteld op enige afstand van de brand. Bij een watermistinstallatie wordt het water onder hoge druk door de sproeikoppen gestuurd, waardoor waternevel ontstaat. Doordat watermist uit veel meer en veel kleinere druppeltjes water bestaat dan de druppels van een sprinklerinstallatie, is het koelende oppervlak veel groter. Ondanks de minder optimale (maar wel realistische) plaatsing, bleek de watermistinstallatie een behoorlijk groot verschil te kunnen maken in de intensiteit van de brand en daarmee in de rookverspreiding. Hierdoor namen de vluchtmogelijkheid en de overleefbaarheid voor bewoners aanzienlijk toe. De effectiviteit van de watermistinstallatie is echter wel gekoppeld aan het sluiten van de deur van het appartement. Wanneer deze deur gesloten wordt na ontvluchting, blijkt de watermistinstallatie de brand te kunnen doven. Wanneer de deur open blijft staan, is de brand weliswaar minder intens en produceert minder rook dan zonder watermistinstallatie, maar de rook zal zich nog steeds door het woongebouw verspreiden. Bovendien is het reservoir van een mobiele watermistinstallatie op een gegeven moment uitgeput en dan zal de brand weer oplaaien tot het moment dat de brandweer kan blussen.
Idealiter zou er in elke ruimte waar brand kan ontstaan een mobiele watermistinstallatie aanwezig moeten zijn of moet er in de gehele woning gekozen worden voor een ander blussysteem (bijvoorbeeld een waterleidingsprinkler of woningsprinkler).

Test zichtlengte en hoogte rookbasis.

Sluiten van de deur

Het onderzoek uit 2019 heeft het al bestaande inzicht versterkt dat het bij brand in een woongebouw met inpandige gangen essentieel is dat de voordeur van de betreffende woning naar de gang na ontvluchting zo snel mogelijk weer gesloten wordt. Hiermee wordt in belangrijke mate een verdere verspreiding van rook naar de gang beperkt, zodat deze voor iedereen langere tijd beschikbaar blijft als vluchtweg. Ook wordt hiermee de rookverspreiding naar de overige appartementen beperkt – mits andere bewoners de voordeur gesloten houden – waardoor deze bewoners langer veilig in hun eigen woning kunnen blijven. Het zorgdragen voor de zelfsluitendheid van deuren (al dan niet met vrijloopdrangers), is iets dan vanuit BVL gepromoot zou kunnen worden bij gebouweigenaren (bij verhuur) of verenigingen van eigenaren (bij koopappartementen). Per 1 juli 2021 gaan trouwens in nieuwe gebouwen strengere eisen gelden tegen rookverspreiding die zijn afgestemd op de Europese classificatie Sa en S200. Woningtoegangsdeuren in woongebouwen moeten zowel bij nieuwbouw en verbouw hieraan voldoen. Daarnaast moeten deze deuren zelfsluitend worden uitgevoerd.

Koolstofmonoxide

Vanuit BVL wordt er al langer aandacht besteed aan de risico’s van CO. Wat minder algemeen bekend is, is dat met name synthetisch meubilair bij brand zorgt voor het vrijkomen van grote hoeveelheden CO en dat deze CO zich buiten het betreffende appartement door het woongebouw kan verspreiden naar inpandige gangen en andere appartementen. CO kan daarbij verder komen en zich anders verspreiden dan de zichtbare rook. In een appartement dat op het zicht vrij is van rook, kunnen daarom toch gevaarlijke concentraties CO aanwezig zijn na een brand in een ander appartement in hetzelfde woongebouw. Aangezien CO een reukloos en onzichtbaar gas is, kan dit alleen met behulp van een CO-meter of CO-melder vastgesteld worden. Voor BVL kan dit een extra argument zijn om te stimuleren dat mensen zorgdragen voor werkende CO-melders in hun woning.

Het lectoraat Brandpreventie stelt zich op het standpunt dat vluchten bij brand het uitgangspunt blijft, conform de Nederlandse brandveiligheidsregelgeving. Bij kwetsbare groepen kunnen de vluchtmogelijkheden en overleefbaarheid echter alleen verhoogd worden door een combinatie van bron- en effectmaatregelen. Foto: Flashphoto.nl.

Ouderen en kwetsbaren

Van ouderen en mensen met fysieke of mentale beperkingen is al langer bekend dat zij een verhoogde kans hebben om slachtoffer van brand te worden. De experimenten in Oudewater hebben laten zien dat brand in een woongebouw waar ouderen en (andere) kwetsbare mensen wonen, extra risico’s met zich meebrengt. Ook laten de experimenten zien dat het nemen van maatregelen de veiligheid van een gemiddelde bewonerspopulatie kan verbeteren, maar dat deze verbetering niet altijd voldoende is voor (zeer) kwetsbare mensen. Bij kwetsbare groepen kunnen de vluchtmogelijkheden en overleefbaarheid alleen verhoogd worden door een combinatie van bron- en effectmaatregelen.

(Niet) vluchten

Het uitgangspunt dat vaak in het kader van BVL wordt gecommuniceerd, is dat mensen hun huis verlaten bij brand of bij een verhoogde concentratie CO. De experimenten van de Brandweeracademie veranderen vooralsnog niets aan dit uitgangspunt: indien vluchten mogelijk is, is dit nog steeds de beste optie. Veilig vluchten is ook nog steeds het uitgangspunt van de Nederlandse brandveiligheidsregelgeving. De experimenten hebben echter aangetoond dat een inpandige gang binnen korte tijd zozeer gevuld kan zijn met rook en dat er daardoor zulke hoge concentraties CO kunnen hangen, dat veilig vluchten uitgesloten is. In dat geval blijft er geen andere optie over dan in het eigen appartement te blijven. Het is daarbij van belang om een plek in de woning op te zoeken die zoveel mogelijk gevrijwaard is van rook en waar zoveel mogelijk verse lucht aanwezig is. Een balkon kan in veel gevallen een geschikte plek zijn. Hier kan vervolgens gewacht worden tot het gevaar geweken is of totdat de brandweer in de gelegenheid is om de bewoners te evacueren.

Integrale conclusies

De experimenten die de Brandweeracademie gedaan hebben nogmaals bevestigd dat een relatief kleine brand in modern meubilair met een synthetische schuimvulling in zeer korte tijd tot een enorme rookproductie en rookverspreiding leidt. Ondanks het feit dat sommige maatregelen behoorlijk effectief bleken te zijn, bleek alleen een combinatie van maatregelen voldoende te zijn om de veiligheid voor alle bewoners te garanderen (ook van de meest kwetsbare). Dit gold in ieder geval voor de combinatie van het beperken van synthetisch materiaal in meubilair en het sluiten van de deur. Ook de combinatie van de aanwezigheid van een werkende watermistinstallatie en het sluiten van de deur leverde een significante verbetering op van de veiligheid voor alle bewoners. Hierbij moet wel gezegd worden dat het aanpakken van de bron, dus van de rookontwikkeling in het meubilair, uiteindelijk het meest effectief is. Individuele maatregelen kunnen daarbij de veiligheid van alle bewoners verhogen. Daarom moet brandveiligheid in een woongebouw worden gezien als een collectieve verantwoordelijkheid. Zolang er in appartementen branden kunnen ontstaan met een zeer heftige rookontwikkeling, blijven alle andere maatregelen in zekere zin ‘dweilen met de kraan open’.
Het lectoraat Brandpreventie stelt zich op het standpunt dat vluchten bij brand het uitgangspunt blijft, conform de Nederlandse brandveiligheidsregelgeving. De experimenten in Oudewater hebben echter laten zien dat er zich situaties kunnen voordoen waarbij het simpelweg niet mogelijk is om veilig te vluchten, doordat de gang waardoor gevlucht moet worden gevuld is met dikke rook. Wanneer een bewoner van een woongebouw dit constateert bij het openen van zijn of haar voordeur, is het zaak dat hij of zij zo snel mogelijk deze voordeur weer sluit en een plek in huis opzoekt waar hij of zij veilig gedurende enige tijd kan verblijven. In veel gevallen zal dit het balkon zijn. Hier kan hij of zij wachten tot de brandweer de situatie onder controle heeft gebracht of totdat hij of zij geëvacueerd wordt.

Literatuur:
Groot de, Frank, ‘Hoe voorkom ik rookverspreiding in een gebouw?’, BouwTotaal nummer 5, mei 2020.
Groot de, Frank, ‘Rookbeheersing essentieel voor veiligheid’, BouwTotaal nummer 7/8, augustus 2020.