Snel verdiend
Wijzigingen sinds 1 januari 2023
Het is weer 1 januari geweest en dit betekent dat er weer wijzigingen worden doorgevoerd, ook op het fiscale vlak. In dit artikel aandacht voor wijzigingen bij de uitfasering oudedagsreserve, het vervallen van de middelingsregeling, een verhoging van de vrije ruimte werkkostenregeling, stapsgewijze afbouw van de zelfstandigenaftrek, beperking aftrek van periodieke giften, verhoging onbelaste reiskostenvergoeding en wijzigingen in het belastbaar inkomen.
Uitfasering oudedagsreserve
Met de oudedagsreserve kan een ondernemer voor de inkomstenbelasting onder voorwaarden jaarlijks een deel van de winst reserveren voor een oudedagsvoorziening. Over dit deel hoeft de ondernemer dan nog geen inkomstenbelasting te betalen. Met ingang van 2023 is het niet meer toegestaan bedragen toe te voegen aan de oudedagsreserve. Het blijft in de toekomst mogelijk om een al opgebouwde oudedagsreserve volgens de bestaande regels af te wikkelen. Dit betekent dat het mogelijk blijft voor het bedrag van de opgebouwde oudedagsreserve één of meer kwalificerende lijfrenten te bedingen. Tegenover de belaste afname van de oudedagsreserve staat dan een aftrekbare lijfrentebetaling, zodat per saldo niets wordt belast. Uiteindelijk worden de lijfrente-uitkeringen belast.
Middelingsregeling vervalt
De middelingsregeling biedt mensen met een sterk wisselend inkomen in box 1 de mogelijkheid om hun inkomen over drie jaar te middelen (zie ook artikel in BouwTotaal 1 / 2 Februari 2022). Deze regeling wordt per 1 januari 2023 afgeschaft. Het laatste tijdvak waarover nog gemiddeld kan worden is 2022-2023-2024.
Verhoging vrije ruimte werkkostenregeling
Via de werkkostenregeling (WKR) kan de werkgever een onbelaste vergoeding geven aan werknemers. Dat kan via de zogenoemde vrije ruimte. Voor zover de vrije ruimte wordt overschreden, is de werkgever een eindheffing van 80% verschuldigd. In 2022 bedraagt de vrije ruimte 1,7% over de eerste € 400.000,- van de fiscale loonsom (eerste schijf) en 1,18% over de resterende loonsom (tweede schijf). Alleen voor het kalenderjaar 2023 wordt het percentage van de eerste schijf verhoogd naar 3%. Vanaf 2024 bedraagt het percentage van de eerste schijf 1,92%. Het percentage in de tweede schijf blijft ongewijzigd.
2022 | 2023 | 2024 | |
Bovengrens 1e schijf | € 400.000,- | € 400.000,- | € 400.000,- |
Vrije ruimte 1e schijf | 1,70 % | 3,00 % | 1,92 % |
Vrije ruimte 2e schijf | 1,18 % | 1,18 % | 1,18 % |
Stapsgewijze afbouw zelfstandigenaftrek
Per 1 januari 2023 wordt de zelfstandigenaftrek verlaagd van € 6.310,- naar € 5.030,-. De zelfstandigenaftrek wordt in de komende jaren stapsgewijs afgebouwd naar € 900,- in 2027.
2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | |
Zelfstandigenaftrek | € 6.310,- | € 5.030,- | € 3.750,- | € 2.470,- | € 1.200,- | € 900,- |
Beperking aftrek periodieke giften
Vanaf 1 januari 2023 wordt de aftrek van periodieke giften aan algemeen nut beogende instellingen (ANBI) begrensd tot € 250.000,- per kalenderjaar. Deze grens geldt voor de schenker en een eventuele fiscale partner gezamenlijk. Dit geldt niet voor periodieke giften van voor 4 oktober 2022, 16:00 uur. Deze periodieke giften zijn tot uiterlijk 2027 nog volledig aftrekbaar.
Verhoging onbelaste reiskostenvergoeding
Per 1 januari 2023 wordt de maximale onbelaste reiskostenvergoeding verhoogd van € 0,19 naar € 0,21 per kilometer. De verhoging biedt werkgevers de mogelijkheid om een hoger bedrag voor reiskosten van werknemers belastingvrij te vergoeden. Werknemers worden hiermee gecompenseerd voor de hogere kosten van vervoer. De maatregel geldt ook voor ondernemers en resultaatgenieters voor de inkomstenbelasting. Zij mogen per 2023 ook het verhoogde bedrag van € 0,21 per kilometer voor zakelijke reizen aftrekken van hun winst.
De verhoging geldt daarnaast ook voor:
- Reiskosten voor ziekenbezoek.
- Kilometervergoeding voor weekend- en vakantie uitgaven voor gehandicapten.
- Giftenaftrek als een vrijwilliger afziet van reiskostenvergoeding.
Box 2: Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
Doelmatigheidsmarge gebruikelijk-loonregeling vervalt
De doelmatigheidsmarge in de gebruikelijk-loonregeling wordt per 2023 afgeschaft. Iemand die werkt voor zijn eigen bv moet zichzelf een gebruikelijk loon uitkeren. Bij de vaststelling daarvan wordt dit onder andere vergeleken met het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Tot en met 2022 kon het loon op 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking gesteld worden. Het verschil van 25% wordt de doelmatigheidsmarge genoemd. Het gebruikelijk loon zal door de afschaffing daarvan in voorkomende gevallen hoger gesteld worden.
Uitzondering gebruikelijk-loonregeling voor innovatieve start-ups vervalt
Per 1 januari 2017 bevat de gebruikelijk-loonregeling een uitzondering voor directeur-grootaandeelhouders (DGA’s) van innovatieve startups. Met deze regeling kan een DGA het belastbaar loon vaststellen op het minimumloon, waardoor er meer geld beschikbaar blijft in de startup om te kunnen groeien. Per 1 januari 2023 vervalt deze regeling.
Excessief lenen bij eigen vennootschap beperkt
Vanaf 1 januari 2023 wordt het excessief lenen bij de eigen vennootschap beperkt. Vanaf dan moeten aanmerkelijkbelanghouders inkomstenbelasting in Box 2 betalen over leningen van de eigen vennootschap voor zover die meer bedragen dan € 700.000,- (uitgezonderd eigenwoningschulden).
Box 3: Belastbaar inkomen uit spaar- en belegd vermogen
Rechtsherstel Box 3
Eind 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de vermogensrendementsheffing in Box 3 in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Als gevolg hiervan hebben bezwaarmakers rechtsherstel ontvangen voor de periode 2017 tot en met 2020. Ook aanslagen die ten tijde van de uitspraak nog niet onherroepelijk vaststonden, waaronder alle aanslagen voor 2021 en 2022, worden volgens de regels van het rechtsherstel opgelegd. Het rechtsherstel wordt bepaald door een nieuwe berekening te vergelijken met de betaalde belasting: komt de nieuwe berekening lager uit, dan krijgt het belastingplichtige geld terug.
Tijdelijk stelsel Box 3
Van 2023 tot en met 2025 wordt voor Box 3 de tijdelijke overbruggingswetgeving ingevoerd met een nieuwe rekenmethode voor het rendement op basis van de werkelijke vermogensmix. Dit is dezelfde methode die voor het rechtsherstel is gebruikt, met één verschil: de te betalen belasting kan vanaf 2023 ook hoger zijn dan op basis van het oude stelsel het geval zou zijn geweest.
De berekening gaat uit van drie forfaitair bepaalde rendementspercentages: voor spaargeld, overige bezittingen en schulden. De forfaits voor spaargeld en schulden zijn gebaseerd op de gemiddelde spaarrente en hypotheekrente in 2023 en worden na afloop van het jaar bepaald. Het forfait op overige bezittingen is een langjarig gemiddelde en is voor 2023 vastgesteld op 6,17%. Het heffingvrije vermogen blijft bestaan en wordt pro rata aan het inkomen uit de drie vermogensbestanddelen toegerekend.
In 2023 wordt daarnaast het heffingvrije vermogen verhoogd naar € 57.000,- (was € 50.650,-). Ook het belastingtarief wordt verhoogd naar 32% (was 31% in 2022). In 2026 beoogt het kabinet dit tijdelijke stelsel te vervangen door een nieuw Box 3-stelsel op basis van het werkelijke rendement.
2022 | 2023 | |
Heffingvrij vermogen | € 50.650,- | € 57.000,- |
Tarief | 31% | 32% |
Forfaitair rendement overige bezittingen | – | 6,17% |
Forfaitair rendement spaartegoeden | – | Begin 2024 bekend |
Forfaitair rendement schulden | – | Begin 2024 bekend |