De Bastei Nijmegen: historie zichtbaar, techniek nagenoeg uit het zicht
In het rijksmonument Stratemakerstoren is sinds mei dit jaar De Bastei, centrum voor natuur en cultuurhistorie, gevestigd. Met aandacht voor de flora en fauna van het Gelderse rivierengebied en de cultuurhistorie van Nijmegen en met een blik op verleden, heden en toekomst, juist op één van de oudst bebouwde stukjes Nederland. De verdedigingstoren, een bastei, werd al in 1526 voor het eerst genoemd in de Nijmeegse stadsarchieven. In 2017 werd een bakstenen muur uit de jaren 80 om de mergeltoren weggehaald om de bastei weer haar oude uitstraling te geven.
Auteur: Paul Engels
Fotografie (tenzij anders aangegeven): van roosmalen van gessel architecten e.p.
Eén en ander was onderdeel van een grootscheepse renovatie met aanpalende nieuwbouw. Het is integraal aangepakt met respect voor het monument, mede door het zeer onopvallend inbrengen van de benodigde installatietechniek, uiteenlopend van een natuurlijk systeem voor de luchtverversing tot goten met split waarin kabelgoten zijn opgenomen.
“We hebben geluisterd naar het monument en de locatie en daar een gelaagd hedendaags hoofdstuk voor geschreven,” aldus Marlène van Gessel van Van Roosmalen Van Gessel architecten e.p. uit Delft. “De eeuwenoude archeologische restanten zijn zoveel mogelijk intact gelaten en hebben als zichtbaar onderdeel van het museum een voorname plek gekregen. We hebben het verleden echt weten bloot te leggen en toegankelijk gemaakt bij deze renovatie. Tegelijkertijd praat je over een gebouw dat op een moderne, comfortabele manier bezoekers ontvangt. De rode draad bij deze renovatie annex nieuwbouw is de alom aanwezige verbintenis tussen oud en nieuw.”
Erik Cobussen, bouwmanager bij opdrachtgever gemeente Nijmegen, heeft een metamorfose zien ontstaan. “In 1789 kreeg stadstimmerman J. ten Boven toestemming om huizen te bouwen boven op de bastei. In 1874 tot 1876 werden de vestingwerken van Nijmegen bijna compleet afgebroken, na de invoering van de Vestingwet. De Stratemakerstoren was echter ombouwd met huizen en de verdwenen toren werd uiteindelijk deel van de fabriekspanden van Alewijnse. Zo werd het monument ‘geconserveerd’, totdat de panden in 1987 werden gesloopt en de torenromp, weliswaar geschonden maar nog steeds imposant van afmeting en zwaarte, tevoorschijn kwam. Hij werd toen geconsolideerd en was sinds 1995 te bezoeken als het museum De Stratemakerstoren. Op 28 juni 2014 zijn dit museum en het Natuurmuseum Nijmegen gefuseerd tot Stichting De Bastei. Vanaf januari 2018 gaan de twee organisaties verder in De Bastei, centrum voor natuur en cultuurhistorie, waarin ook Staatsbosbeheer, IVN Rijk van Nijmegen en Rijkswaterstaat Oost-Nederland partners zijn. In een prachtig gerenoveerde Stratemakerstoren, die weer in volle glorie het verhaal van 2000 jaar historie van de stad en de rivier laat zien.”
Geen blanco gebied
Van Gessel: “De Stratemakerstoren ligt aan de voet van de Valkhofheuvel. Je kunt de bastei niet los zien van die heuvel en directe omgeving. Er lag schuin achter de toren bijvoorbeeld een vrijwel ongebruikt terrein tussen Valkhofheuvel en muur van het Groene Balkon waarop enkel een trafo stond, terwijl langs de muur van het Groene Balkon een veelgebruikte wandelroute tussen de binnenstad en de Waalkade lag. Juist omdat de voorzijde van De Bastei aan de Waal als zware stenen verdedigingstoren naar haar aard helemaal gesloten is, hebben wij nieuwbouw aan de achterzijde tegen de heuvel ontworpen, met de entree aan die voetgangersroute. Zo spelen wij in op de bestaande forse niveauverschillen. Op maaiveldniveau hebben we nu de entree in de nieuwbouw gepositioneerd en vandaaruit daalt de bezoeker richting ondergrondse doorgang af in het stadsverleden. De nieuwbouw is op die manier ook harmonieus verweven met het monument. De route over het dak en het groendak van de nieuwbouw zijn inmiddels onderdeel van het Valkhofpark. Het was zeker geen blanco gebied waar wij aan de slag zijn gegaan, maar het hele gebied inclusief het interieur van het museum is nu een totaalbeleving in tijd en ruimte geworden.”
Goed geïsoleerde schil
Voor het museum is een stabiel binnenklimaat een belangrijk uitgangspunt. Kees Zandijk, senior adviseur bij DWA – ingeschakeld voor bouwfysica, brandveiligheid en installatietechniek – legt uit: “De duurzaamheidsambitie van de gemeente Nijmegen is heel hoog. Allerlei energieverslindende systemen waren geen optie. We hadden hier het voordeel van zware stenen muren van de toren, zonder grote openingen, en de ondergrondse ruimten met vrij constante temperatuur. Dan heb je al een behoorlijk thermisch geïsoleerde schil.”
Insteek was om die schil helemaal dicht te maken en dan met een natuurlijk werkend BaOpt klimaatbeheersingssysteem de lucht te verversen. “Als de ruimte goed luchtdicht is, kun je met het ‘spelen’ met onderdruk en overdruk de lucht makkelijk natuurlijk verversen. Dat kan ook snel gebeuren, wanneer er opeens meer mensen aanwezig zijn. Het systeem reageert alert. Voor de aanvoer van de lucht konden wij gebruik maken van een doorgaande schacht waar ook de lift en het trappenhuis zijn gesitueerd. Via wandvullende houten louvre-roosters wordt de lucht verdeeld naar de verschillende ruimtes.”
Onderdeel van het met latten beklede dakpaviljoen is een kleine opbouw met eenzelfde open latten bekleding voor de luchttoevoer, waarin de hoog-rendement gaswarmtepomp is opgenomen. “Dit bleek de beste oplossing voor circa 80% van de benodigde warmte in het museum. Voor piekmomenten is er nog een bescheiden gasketel aanwezig. Per verdieping is de verwarming regelbaar. Er is gekozen voor een basistemperatuur, maar voor bijvoorbeeld de kantoorruimtes waar het iets warmer moet zijn, is een extra luchtkanaal aangelegd. Er zit nu een gasaansluiting in, maar we hebben bij de voorzieningen wel in het achterhoofd gehouden dat we in toekomst naar een elektrische variant kunnen overstappen.”
Matterhorn
Marlène van Gessel haakt in: “Over elk detail is nagedacht. Zo’n opbouw op het dak is onderdeel geworden van de architectuur. Geen lelijke pijpen op een dak, maar een soort natuurlijk ogende bergspits à la de Matterhorn, waarin alle benodigde openingen en afvoeren onzichtbaar zijn opgenomen. Binnen hebben wij de aanwezige liftschacht benut voor de luchtkanalen en voor andere kanalen is steeds overleg geweest tussen alle partners bij dit project. We wilden met respect omgaan met dit monument. Geen zichtbare, overheersende installatietechniek maar een geïntegreerde oplossing die goed werkt. Daarin zijn wij naar mijn mening uitstekend geslaagd.”
Zo kan bij de dikke (ondergrondse) muren in extreme weercondities condensvorming optreden. Het vocht van de muren kan worden opgevangen in goten met split erin langs die muren. Diezelfde goten vormen meteen een slimme plek voor de kabeltracés. Verder zijn in de nieuwe betonvloeren putten voor de installatietechnische voorzieningen opgenomen. Zaken als stopcontacten en verlichting zijn veelal praktisch gecombineerd. De dienstleidingen voor gas, elektra en data naar de meterkast in het hoofdgebouw zijn keurig in vloeren en plafonds weggewerkt.
Zandijk: “Voor de keuken van het museumcafé konden wij geen bevredigende oplossing voor de luchtkanalen naar het dak vinden, wetende dat deze ook nog eens de vereiste luchtbalans zou verstoren, zodat is gekozen voor een 100% recirculatiekap. De riolering vormde helemaal een grote puzzel, maar ook die is opgelost. Een ander vraagstuk betrof de akoestiek in het gebouw met alle stenen muren met kans op nagalm. Bovendien is er ontworpen volgens het principe ruwbouw = afbouw. Dan moet je normaliter nogal wat akoestische maatregelen treffen, maar we hadden hier het voordeel dat de authentieke wanden uit mergelsteen bestaan. Dat zorgde met de poriën voor een hoge mate van geluidsabsorptie.”
Van Gessel: “Voorts is het verkeersgeluid op de gesloten voorgevel beperkt door daar weinig openingen in te creëren, maar juist de openingen voor het gewenste daglicht aan de achterzijde, de zuidkant te situeren.”
Ware beleving
Van Gessel: “Installaties mogen niet de sfeer van zo’n sober en puur monument bepalen. Dat is gelukt. Zandijk: “We hebben voor de installaties veelal natuurlijke oplossingen gevonden, zonder dat je overal moet boren en schroeven in een eeuwenoud gebouw. Cobussen: “Je hebt hier direct de beleving van een middeleeuws verdedigingswerk. Maar zonder het idee van een vochtige bunker. Het is een heel aangenaam, comfortabel en duurzaam museum geworden. Het monument is daarbij volledig geëerbiedigd en zelfs verrijkt met zaken als een in het oog springende, indrukwekkende Douglashouten draagconstructie. En buiten is de geheel glazen zelfdragende erker een eyecatcher.”
Voor de (dragende) constructie van bodem, wand en dak was gelaagd glas de meest gangbare optie. “Maar wij wilden dubbelglas uit oogpunt van thermische isolatie. Ook daar zijn wij uitgekomen. Er waren veel uitdagende opgaven bij deze renovatie. In gezamenlijk overleg is deze renovatie annex nieuwbouw tot een aanwinst voor Nijmegen uitgegroeid. De reacties van bezoekers tot nu toe bevestigen dit. De Bastei herbergt ruim honderdduizend interessante objecten, maar vooral het gebouw zelf, een intrigerende combinatie van oud en nieuw, voegt daar een onvergetelijke indruk aan toe.”