Luchtdichtheid leunt sterk op uitvoering

Artikel delen

Een goede luchtdichtheid staat of valt bij een goede uitvoering. Door gebrek aan kennis en tijdsdruk gaat het daar nog vaak mis. Doordat de laatste jaren steeds meer energieneutrale, NOM en passieve woningen worden gebouwd, wordt een goede luchtdichtheid steeds belangrijker. BouwTotaal ging aan tafel met twee luchtdichtheidsspecialisten van Nieman-Kettlitz Gevel- en Dakadvies BV: waar gaat het fout en hoe kunnen we luchtlekken verminderen?

Tekst: ing. Frank de Groot
Beeld: Nieman Raadgevende Ingenieurs.

Blowerdoortest bij woning.

Eerst maar eens naar het Bouwbesluit: dat stelt de eis dat een gebouw niet meer dan 200 dm3/s bij 10 Pascal mag ‘lekken’ per 500 m3 gebouwinhoud, op een andere manier dan door de daarvoor aangebrachte ventilatieopeningen. Hierbij is 10 Pascal het luchtdrukverschil tussen binnen en buiten. Voor de rekenliefhebbers onder onze lezers: één pascal is de druk die een kracht van 1 newton uitoefent op 1 vierkante meter. In de luchtdruk komen we de Pascal ook tegen: een luchtdruk van 1013 millibar (Mb) staat gelijk aan 1013 hPa (hectopascal).
“De prestatie-eis in het Bouwbesluit is niet erg hoog. Feitelijk mag er nog steeds een grote hoeveelheid lucht ontsnappen. Zeg maar een hoeveelheid lucht die in 200 pakken melk kan en per seconde bij een zuchtje wind door de schil verdwijnt. Ook wel te vergelijken met een open toilet-raam in een woning”, zegt Wilfred Slagter van Nieman-Kettlitz Gevel- en Dakavies BV. “Het betreft puur een vangnet-eis. Voor een energiezuinige woning moet de luchtdichtheid – ook wel kierdichtheid genoemd – een stuk beter zijn.”

Test van de luchtdichtheid van een mock-up.

Drie klassen

Om de mate van gewenste luchtdichtheid aan te geven wordt er volgens NEN 2687 ‘Luchtdoorlatendheid van woningen – Eisen’ gewerkt met drie klassen (zie kadertekst, red.). Klasse 1 voldoet bij woningbouw over het algemeen aan het Bouwbesluit, klasse 2 is geschikt voor energiezuinig bouwen en klasse 3 stelt de eis voor passief of zeer energiezuinig bouwen. Denk aan Nul op de meter of energieneutrale woningen. Twan Nuijenlegt uit: “Voor klasse 2 geldt dat extra aandacht nodig is voor detaillering, hang- en sluitwerk, keuze van het afdichtingsmateriaal en de uitvoering. Bovendien wordt sterk geadviseerd een blowerdoortest uit te voeren. Bij klasse 3 is, naast aandacht voor de details en de materiaalkeuze, controle door een specialist tijdens het voortraject, maar ook tijdens de gevel- en daksluiting een ‘must’. Door controles van tekenwerk en/of uitvoering kunnen de puntjes op de ‘i’ worden gezet. Een luchtdoorlatendheidsmeting tijdens de bouw – maar vóór de afbouw – wordt sterk aanbevolen. Een meting achteraf is noodzakelijk om te controleren of er aan de gestelde eis wordt voldaan, zo mogelijk gecombineerd met thermografisch/infrarood onderzoek met een warmtebeeldcamera.”

Waar gaat het mis?

Bij woningen in klasse 2 en vooral in klasse 3 is dus een meting nodig om de uiteindelijke luchtdichtheid te controleren. In de kadertekst ‘Hoe meet ik de luchtdoorlatendheid?’ wordt dit uitgelegd. Een meting kan plaatsvinden met de blowerdoortest. Tijdens een dergelijke meting kunnen de luchtlekken inzichtelijk worden gemaakt door middel van rook- of warmtedetectie. Wat wijzen de metingen uit? Waar gaat het vaak mis in met name klasse 2 en 3? “In liters zijn de grootste lekken te vinden in de kapconstructie en rondom doorvoeren in kap, vloer of gevel. Qua comfort zijn de meest hinderlijke lekken te vinden nabij het leefgebied in kozijnen en hun aansluitingen. Bij klasse 2 of 3 is er veelal sprake van energiezuinige woningen met een zeer goed geïsoleerde schil. Ook zien we dan vaak grote glaspuien in combinatie met lage temperatuur verwarming. Een luchtlek zorgt dan al snel voor extra luchtverplaatsing en dat merk je, vooral bij dergelijke verwarmingssystemen”, zegt Nuijen. “De luchtlekken ontstaan niet alleen door bijvoorbeeld een slechte rubberaansluiting van het glas op het kozijn, maar ook door onvoldoende aansluiting van de glaslatten, roosters en bouwkundige aansluitingen. Er is bijvoorbeeld geen sprake van een rondgaande rubberdichting en/of de glaslatten sluiten niet goed aan in de hoeken. Ook bij scharnieren zien we vaak luchtlekken. Zorg dus voor luchtdichte en nastelbare scharnieren. Kies voor klasse 2 en 3 goed knevelende 2- en 3-puntssluitingen en een dubbele rondom doorgaande luchtdichting in de draaiende delen.”

Doorvoeren door dak en gevel: ook een bekend probleem volgens de heren. “Leidingen zitten dan niet helemaal recht door de opening, waardoor er luchtlekken ontstaan. Gebruik daarom altijd goed zittende manchetten, hoewel het daar ook regelmatig fout gaat door bijvoorbeeld een slechte aansluiting van de manchet op de dakkap.” En dan zijn er nog de brievenbussen, kruipluiken en meterkastvloeren. Slagter adviseert: “Let er op dat bij gebruik van prefab oplossingen de randaansluitingen goed zijn, anders ontstaan er alsnog luchtlekken.”

Test waterdichtheid en luchtdichtheid.

Aansluitingen

Kritisch zijn verder de lijnvormige aansluitingen tussen prefab bouwdelen. De toleranties van de diverse bouwsystemen zijn zeer verschillend. “Die toleranties zijn van groot belang indien met dichtingsbanden wordt gewerkt. Het onjuist toepassen van luchtdichtingsmaterialen kan voor veel luchtlekkages zorgen. Houd bij de keuze van het juiste afdichtingsmateriaal rekening met de toleranties, mate van compressie en dus luchtdichting, voorbehandeling van de ondergrond en te verwachten beweging in de voeg”, zegt Nuijen.

Ook na enkele jaren kunnen problemen ontstaan door onthechting van de dichtingsmaterialen ten gevolge van drogingskrimp van bouwelementen, vervorming van bouwdelen door thermische of constructieve belasting of door onzorgvuldige applicatie. Nuijen waarschuwt dat daarom altijd de verwerkingsvoorschriften van de luchtdichtheidsmaterialen goed moeten worden opgevolgd: “Denk aan het aanbrengen van een primer, het schoon en vetvrij maken van de ondergrond, de vochtigheid van de ondergrond en/of de verwerkingstemperatuur. Voorkomen moet worden dat een afdichtingsband of PUR-schuim niet goed hecht. Ook moet rekening worden gehouden met toekomstige vervormingen. Het is dus niet de bedoeling dat alles ‘gewoon’ met PUR-schuim wordt afgedicht, of dat onder het motto ‘duurzaam bouwen’ overal band wordt toegepast. Het heeft dan ook sterk de voorkeur om vroegtijdig met een leverancier van dichtingsmaterialen om de tafel te gaan en de productspecificaties naast de details te leggen.”

Slagter besluit: “Advies is ook om de verwerking vast te leggen, onder meer met foto’s. Wanneer straks de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen zijn intrede doet, zijn aannemers nadrukkelijker aansprakelijk voor verborgen gebreken. Zorg dan ook dat je kunt aantonen dat je volgens de voorschriften hebt gewerkt.”


Maatregelen per luchtdichtheidsklasse

In Nederland maken we voor de mate van luchtdichtheid (uitgedrukt in de qv10-waarde) onderscheid in drie klassen:

 

Klasse 1 Basis qv;10 > circa 0,6 dm3/s.m2, voldoet voor woningbouw aan het Bouwbesluit, geen bijzondere eisen
Klasse 2 Goed qv;10 tussen 0,4 en 0,6 dm3/s.m2 = energiezuinig bouwen
Klasse 3 Uitstekend qv;10  < circa 0,15 dm3/s.m2 = passief bouwen of andere vormen van zeer energiezuinig bouwen

De ontworpen details kunnen van goede kwaliteit zijn, maar het is minstens zo belangrijk om deze details in de praktijk ook zo uit te voeren. Met name voor klasse 2 en 3 betekent dit extra aandacht.

Algemeen

  • Specifieke instructies aanbrengen afdichtingen voor bouwplaatsmedewerkers (toolboxmeeting).
  • Gerichte controle (met een opblaasproef) kort voor oplevering eerste woningen.
  • Manchetten ter plaatse van de dak- en geveldoorvoeren.
  • Nastelbaar hang- en sluitwerk.
  • Waar mogelijk luchtdichtingen prefabriceren.
  • Klasse 3: Waar mogelijk naden afplakken (zoveel mogelijk aan de binnenzijde).

Maatregelen per bouwdeel

Vloeren

  • Voorkom een luchtstroom tussen kruipruimte en luchtspouw in gevel. Dicht naden tussen begane grondvloer en bovenzijde fundering af.
  • Voorkom grote luchtlekken ter plaatse van paselementen.
  • Pas prefab meterkastvloeren en kruipluiken toe.
  • Zorg voor flexibele afdichtingen tussen (stand)leidingen en vloer.
  • Bij zwaardere eisen (bij klasse 3 verplicht en bij klasse 2 aanbevolen) ook kanalen van kanaalplaatvloeren afdichten.

Gevels

  • Zorg voor voldoende (afhankelijk van de toe te passen dichting) tolerantie tussen spouwlat en binnenspouwblad (niet van toepassing bij vooraf geplaatste kozijnen in HSB-elementen).
  • Gebruik (met name bij klasse 2 en 3) goed knevelende 2- en 3-puntssluitingen.
  • Geef de afdichting in een aanslag en in één vlak (zover mogelijk naar binnen) aan, zodat het mogelijk verschuiven tijdens de montage en onderbroken afdichtingen worden voorkomen.
  • Gebruik goed afsluitende brievenbussen. Bij klasse 3 geen ‘standaard’ brievenbus toepassen.
  • Zorg voor montage-/uitvoeringsvolgorde waarbij de aanwezigheid van luchtdichting na plaatsing is te controleren.
  • Klasse 3: Eenzijdige afgeschuinde haakschoten en eventueel zelfstellende sluitkommen.
  • Klasse 3: Dubbele rondgaande luchtdichtingen in de draaiende delen, of een gelijkwaardigheidsverklaring voor een enkele dichting. Bij beglazing rondgaande dichting toepassen (of gelijkwaardigheidsverklaring).
  • Klasse 3: Scharnieren waarbij binnendichting niet wordt doorbroken (bijvoorbeeld verborgen uitvoering).
  • Klasse 3: Kabeldoorvoeren, leidingdoorvoeren (buitenlichtpunten en buitenkranen): prefab manchetten gebruiken, afplakken en bij elektriciteitspijpen ook in de pijp afkitten of dichtingsdoppen gebruiken. Overlappen en aansluitingen van de dampremmende laag (folie) afplakken.
  • Klasse 3: Geen doorbrekingen dampremmende folie, gebruik zonodig een voorzetwand voor de elektra- en waterleidingen (een zogenaamde installatiewand).

Daken

  • Breng ook hier de afdichting in een aanslag (bij de dakvoet) en in één vlak en zover mogelijk naar binnen aan.
  • Zorg voor goede rondgaande dichtingen; let hierbij met name op aansluiting dakvoet / dakplaat. Dit geldt ook voor de dichting ter plaatse van de nok en bouwmuur.
  • Pas bij voorkeur prefab aangebrachte afdichtingen toe.
  • Voorzie dakdoorvoeren bij voorkeur van afdekplaat.