Circulariteit is uitdaging voor installatiebranche
In de huidige energietransitie spelen installaties een belangrijke rol. Maar welke invloed hebben deze installaties op de milieuprestatie en circulariteit? “Ik daag de installatiebranche uit om meer circulair te gaan denken en handelen”, zegt businessdevelopment- en transitiestrateeg Wytze Kuijper van Studio ZOOOW! Inmiddels wordt er hard gewerkt aan tools om de totale footprint van producten meetbaar te maken.
Tekst: Ing. Frank de Groot
Energieprestatie, milieuprestatie en circulariteit: de bouw- en installatiesector kent tegenwoordig veel uitdagingen. Die uitdagingen staan onder meer beschreven in het Klimaatakkoord dat op 28 juni 2019 door het kabinet werd gepresenteerd. In het akkoord staan meer dan 600 afspraken om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan. Hoofddoel van het Klimaatakkoord is het terugdringen van de uitstoot in Nederland met 49% in 2030 ten opzichte van 1990. In 2050 moet Nederland klimaatneutraal zijn. Het Klimaatakkoord gaat vooral over de vervanging van aardgas door iets anders. In 2050 moeten zeven miljoen woningen en één miljoen gebouwen van het aardgas af. Als eerste stap moeten in 2030 de eerste 1,5 miljoen bestaande woningen verduurzaamd zijn. Deze ‘energietransitie’ is een grote opgave voor nieuw- en bestaande bouw.
Daarnaast is de minister van BZK voornemens om per 1 januari 2021 de ‘Milieuprestatie gebouwen’ (MPG) voor nieuwbouwwoningen aan te scherpen van 1,0 naar 0,8. Daarna wordt een stapsgewijze verdere verlaging van de eis verwacht, naar uiteindelijk 0,5 in 2030. Tot slot is er in het programma ‘Nederland Circulair 2050’ de kabinetsvisie op de circulaire economie neergezet. Doel is om uiterlijk in 2050 een volledig circulaire economie tot stand te brengen. De ambitie van het kabinet is om samen met markt en overheid in 2030 een (tussen)doel te realiseren van 50% minder gebruik van primaire grondstoffen (mineraal, fossiel en metalen).
“Er zijn dus uitdagingen op het gebied energie, milieu en circulariteit. Maar de grootste uitdaging is om een optimale balans te vinden tussen deze prestaties”, zegt Wytze Kuijper, onder meer ‘spinner’ van de ‘Cirkelsteden’ Utrecht en Amersfoort.
Cirkelstad
‘Spinner’ en ‘Cirkelsteden’; voor veel lezers nieuwe termen. Cirkelsteden zijn actief binnen het platform ‘Cirkelstad’ (cirkelstad.nl). Dit platform is bedoeld voor vooruitstrevende publieke en private partijen die werk maken van steden zonder afval, zonder uitval. Dat gebeurt door de materialen die vrijkomen bij het slopen, renoveren of beheren van gebouwen terug te brengen in de kringloop. De materialen worden vervolgens toegepast in nieuwe producten met een gelijkwaardige toepassing. Geen afval dus. Het werk wordt daarnaast verricht met de mensen uit de stad. Zij komen met inspiratie over hoe zij willen wonen, nemen initiatief tot wijkactiviteiten of worden uitgenodigd voor leer-, of werkplekken bij de betrokken partijen. Per stad zorgt een ‘spinner’ voor de coördinatie van al deze initiatieven en hij of zij ziet tot op de voortgang.
Inmiddels zijn er bijna dertig Cirkelsteden of Cirkelregio’s. Deelnemende partijen zoeken elkaar binnen een Cirkelstad op rondom projecten en bepaalde circulaire resultaten te bereiken en kennis te delen en vooral borgen. Hierdoor kunnen een volgende keer weer nieuwe partijen blijven werken aan steden zonder afval, zonder uitval.
Herbestemming zoeken
Wytze Kuijper was de laatste jaren betrokken bij enkele fraaie circulariteitsprojecten, zoals de herontwikkeling van kantoorgebouw Pharos in Hoofddorp, met een toren van achttien verdiepingen en een laagbouwvolume. Het gebouw stond een tijd leeg en is omgetoverd tot een groene, gezonde werkomgeving met gebruik van circulaire producten. De herontwikkeling moest geen of zo min mogelijk ‘afval;’(zero waste) opleveren. “Ik heb toen een bestemming gezocht voor alle vrijkomende materialen”, zegt Kuijper.
“Ik kwam in die tijd ook in contact met Rutger Büch, mede-oprichter van Cirkelstad in 2006. Naar aanleiding hiervan ben ik ‘spinner’ geworden van Utrecht en Amersfoort. Juist het delen van kennis op landelijk niveau spreekt me aan. Zo heeft Cirkelstad in 2019 het initiatief genomen tot het programma ‘Samen versnellen’. Hierin werken Rijksvastgoedbedrijf, Rijkswaterstaat, Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Dura Vermeer, Van Wijnen, Volker Wessels, BAM en Synchroon in drie jaar tijd toe naar het ondertekenen van het convenant: ‘Circulair bouwen het nieuwe normaal’. Deze drie jaar tijd hebben we hard nodig om er achter te komen wat we gezamenlijk verstaan onder circulair bouwen en welke impact het heeft op de achterliggende organisaties. Zodat als het convenant getekend wordt, je ook daadwerkelijk kan overgaan tot implementatie. We moeten dus scherp voor ogen hebben wat we bedoelen, wat we moeten doen en met welke tools.”
“Elke deelnemer brengt zes projecten in. Deze projecten worden elk half jaar geaudit. Om praktijk ervaringen op te halen, met alle deelnemers de resultaten te bespreken en daar jaarlijks al een uitspraak over te doen. Op deze manier werken we in zes auditrondes van een half jaar toe naar het convenant. Momenteel hebben we al 85 projecten”, aldus Kuijper.
Uitdaging bestaande bouw
De uitdaging zit volgens Kuijper vooral in de bestaande bouw. Hoe kun je vrijkomende materialen bij renovatie of verbouw hergebruiken? “Daar moet je bij nieuwbouw dus al in de ontwerpfase over nadenken. Eigenlijk zijn de slopers de nieuwe ontwerpers! Bovendien is het van belang om met een materialenpaspoort inzichtelijk te maken welke materialen er in een gebouw zijn verwerkt en op welke wijze. Dat weet je tijdens de levenscyclus ook wat de waarde is van een gebouw bij verkoop, transformatie of sloop. Je kunt er dus een exploitatiemodel aanhangen.”
“Doordat de economische waarde van een gebouw voor een belangrijk deel wordt bepaald door de mogelijkheden tot hergebruik van bouwdelen en materialen, moeten ontwerpers en aannemers veel meer nadenken over modulair en demontabel bouwen. Vooral bij installaties ligt er een grote uitdaging. Denk aan het instorten van leidingen en kanalen. Ook de beperkte levensduur van installaties is ongunstig voor het ecologische model. Veel installaties moeten na maximaal vijftien jaar al weer worden vervangen.”
Kuijper verwijst naar de zogenoemde ‘Schillen van Brand’ (zie figuur) die de gemiddelde levensduur weergeven van de diverse onderdelen van een gebouw. Het interieur heeft veelal de kortste levenscyclus. De binnenafbouw gaat drie tot dertig jaar mee en de installaties zeven tot vijftien jaar. “Pas bij de schil kom je op de meer duurzame delen: de schil gaat gemiddeld twintig jaar mee en de constructie dertig tot 300 jaar. De relatief korte levensduur van installaties maakt pijnlijk duidelijk dat het instorten van leidingen ongewenst is. Bovendien wordt het leidingverloop en de locaties van installaties vaak ook veranderd bij verbouwingen of renovatie. Denk dus tijdig over flexibiliteit en functionaliteit na.”
Communicerende vaten
De vraag is of we de toepassing van installaties in een gebouw niet moeten minimaliseren op basis van de trias energetica. Dus eerst de energiekosten voor verwarming en koeling beperken door goed te isoleren en pas daarna zoeken naar aanvullende hulpmiddelen om dit te doen. Kuijper: “Feitelijk zoek je een balans tussen de milieu-, energie en grondstoffenprestatie. Energiebesparing heeft namelijk effect op het materiaalgebruik. Installaties bepalen voor 30 tot 35 procent de milieuprestatie! Zonnepanelen wekken energie op, maar de productie kent een vrij hoge milieubelasting. Meer isoleren, betekent ook meer materiaalgebruik, net zoals bij triple-beglazing.”
De ‘spinner’ wijst erop dat de milieuprestatie ook weer wordt beïnvloed door de circulariteit: “Er is een zogenoemde Module D in de Nationale Milieudatabase, waarin de mogelijkheden tot hergebruik en recycling worden meegewogen. De mogelijkheden zijn er dus. Maar veel leveranciers leveren data aan waarin die gegevens nog niet zijn opgenomen. Dat heeft ook met de kosten voor het verkrijgen van die data te maken. Verder staan er nog maar weinig installaties in de NMD. Hier ligt toch echt een verantwoordelijkheid bij de markt.”
Kuijpers laat een berekening zien met de ‘Duurzaamheidsprestatie Gebouw’ (DPG) die zich simpel laat samenvatten als: DPG = MPG + EPG. Vier jaar geleden ging bureaus als W/E adviseurs en Merosch op zoek naar de balans tussen energie- en materiaalgebruik. Voor materialen dienen de LCA’s als uitgangspunt. Deze LCA wordt gebruikt om elf milieueffecten te berekenen en die vervolgens op te tellen en uit te drukken in een zogenaamde 1-puntscore over de hele levensduur van een gebouw. Kuijpers: “Met de factor energie kan je hetzelfde doen: nu wordt deze nog uitgedrukt in megajoules en dat wordt kWh/m2. Maar achter iedere vorm van opwekking is ook een milieuprofiel te hangen. De energieopwekking door kolen of door zon is ook in dezelfde milieueffecten en 1-puntscore uit te drukken. Door eenheid te creëren zijn energie en materialen veel beter te vergelijken. De DPG – beschikbaar in GPR Gebouw 4.3 – toont de resultaten van de energie- en materiaalprestatie in één rapportcijfer en laat zien welke installatie- en bouwkundige keuzes het meest duurzaam zijn.”
Naast energie- en milieu-aspecten spelen ook welzijn en gezondheid van mensen en economische motieven een rol: People, Planet, Profit dus. “Alles hangt met elkaar samen. Wat te denken bijvoorbeeld van mobiliteit? Welk transport is nodig? In het verleden is er alleen maar sprake geweest van suboptimalisatie. Maar wat voor het ene aspect gunstig is, kan voor een ander aspect weer ongunstig zijn.”
Stevige prikkel ontbreekt
Oorzaak van het ontbreken van veel data is het ontbreken van een stevige prikkel: “Het Bouwbesluit eist een milieuprestatie van 1,0. Maar daar voldoe je al snel aan, ook zonder circulaire maatregelen. De minister van BZK is voornemens om per 1 januari 2021 de milieuprestatie voor woningen aan te scherpen van 1,0 naar 0,8. Daarna wordt een stapsgewijze verdere verlaging van de eis verwacht, naar uiteindelijk 0,5 in 2030. Pas dan begint het interessant te worden voor producenten om geld te stoppen in het aanleveren van aanvullende data.”
Sta je er nu niet in? Dan is er volgens Kuijpers een vangnet. Producten die niet in de NMD staan, vallen onder Categorie 3. Dan kan de ontwerper gebruikmaken van ongetoetste ‘merk ongebonden’ data in eigendom en onder beheer van Stichting Bouwkwaliteit. Dit betreft zogenaamde ‘default’ waarden (veilige waarden). “Producten krijgen dan wel een toeslag van 30%. Maar bij een milieuprestatie van 1,0 of 0,8 maakt dat weinig uit. Pas bij een milieuprestatie van 0,5 of lager wordt het voor producenten interessant om in Categorie 1 te vallen. Deze categorie bevat getoetste ‘merk gebonden’ data van specifieke producenten en toeleveranciers. Dan geldt de toeslag van 30 % dus niet. Hierdoor loop je het risico dat ontwerpers jouw product niet meer kiezen, omdat ze ander de milieuprestatie niet halen.”
Kuijpers besluit: “Een milieuprestatie van 0,5 is nu al haalbaar. De gemiddelde score van nieuwbouw in Utrecht en Amersfoort is nu al 0,63! Daar gaan we toch niet tien jaar op wachten?”
GSE System
Om een antwoord te bieden op de vraag naar een integrale beoordeling van producten heeft Cirkelstad met haar leden het voortouw genomen voor een Nationale productcatalogus in samenwerking met het Global Sustainable Enterprise System (GSE System). De producten in deze catalogus zijn getoetst op verschillende kritieke prestatie-indicators (KPI’s) die nog verder met de markt worden doorontwikkeld en gekoppeld gaan worden aan de leidraad van CB’23.
De productcatalogus registreert, visualiseert, documenteert, verifieert en publiceert de Circulaire Footprint van elk materiaal of product dat in de bouw gebruikt wordt. Producenten kunnen hun producten aanmelden zodat de uitvoerende partijen, zoals architecten en bouwbedrijven, een onderbouwde verantwoorde keuze kunnen maken. Footprints kunnen onafhankelijk worden geverifieerd en gecertificeerd door onafhankelijke certificatie instellingen die aangesloten zijn bij de Global Sustainable Enterprise Standard, zoals KIWA, United Certification Systems, Godman en Control Union certifications.
‘Wist je dat de invloed van welzijn en gezondheid veel groter is op de gebruikswaarde dan gedacht? Licht, lucht, geluid en temperaturen blijken na onderzoek een impact op de arbeidsprestatie van mensen te hebben van 50 euro/m2/jaar! Investeren in betere materialen verdient zich dus terug en bovendien wordt de waarde van een gebouw hoger. Voor verhuurders neemt de verhuurbaarheid toe. Een gebouw wordt hiermee een waardedepot. Wellicht kun je gebouwen koppelen aan de beurs.”
Kijk op https://cirkelstad.gses-system.com en www.sdgnederland.nl voor de Béta-versie van de Nationale Productcatalogus.