Geprefabriceerde waterwoningen

Van een ongebruikt havenbekken naar een straat met achttien duurzame drijvende woningen. De Havenlofts in de Rotterdamse Nassauhaven zijn het resultaat van constructieve samenwerking tussen de gemeente Rotterdam en ontwikkelaar Team Havenloft/ Public Domain Architects. Het project is bijna afgerond: dit najaar worden de laatste zes woningen de haven in gesleept. De woningen zijn elders geprefabriceerd.

Tekst: Giulia Brinkman, Leene Communicatie

De stad Rotterdam groeit en daarom zijn er de komende jaren veel nieuwe woningen nodig. Maar de ruimte om in de stad te bouwen is beperkt. Op het water is nog wél plek. Bovendien combineert ‘waterwonen’ een bijzondere woonvorm met klimaatadaptatie; een belangrijk speerpunt van Rotterdam. Bouwen op het water is echter een hele uitdaging, zeker als er sprake is van eb en vloed zoals in Rotterdam. Daarom besloot de gemeente in 2011 tot een pilotproject. De markt werd uitgedaagd om met een plan te komen voor duurzame woningen op water dat dagelijks een paar keer anderhalve meter stijgt en daalt. De opdracht werd uiteindelijk gegund aan Team Havenloft, een ontwikkelcombinatie met Public Domain Architecten als ontwikkelende architect.
Bob van Hasselt werkt voor de gemeente Rotterdam en is sinds 2018 als projectmanager betrokken bij de ontwikkeling van de Havenlofts. Hij vertelt dat de Nassauhaven de beste plek bleek voor drijvende woningen, omdat daar weinig golfslag is en er nog geen bestemming was voor het havenbekken: “Daarbij ligt de haven in één van de focuswijken Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ). Door woningen in een duurder prijssegment juist hier te plaatsen vergroten we de diversiteit, qua woningen en qua bewoners. De woningen trekken namelijk kapitaalkrachtige pioniers aan; zo draagt het nieuwbouwproject bij aan de transformatie van Rotterdam-Zuid.”

Drijvende constructie

Ontwikkelaar/architect Pieter Figdor is al vanaf het begin bij het project betrokken. Eén van de uitdagingen was het bepalen van de diepgang van de huizen, vertelt hij: “Omdat dit deel van Rotterdam in open verbinding staat met de zee is er sprake van getijde, en heb je te maken met een extreem laag of hoog waterpeil. Ook bij laag water moet er altijd vrije ruimte zitten tussen de havenbodem en het drijflichaam, zodat de woningen niet de bodem raken. Dit vroeg om flink wat afstemming met de gemeente. Samen hebben we alle waterstanden van de afgelopen 50 jaar bekeken. Uiteindelijk zijn we uitgekomen op een diepgang van maximaal 136 centimeter, zodat er altijd vrije ruimte zit tussen de onderkant van de woningen en de havenbodem.”
Hoewel het ontwikkelen van drijvende woningen op zichzelf dus al een uitdaging is, had de ontwikkelaar ook ‘gewoon’ te maken met eisen op het gebied van duurzaamheid en esthetiek. “De woningen hebben geen gasaansluiting en zijn niet aangesloten op stadswarmte, wel is er een elektra- en drinkwateraansluiting. We hebben er daarom voor gezorgd dat we de energie die nodig is, zoveel mogelijk lokaal kunnen opwekken. Dus liggen er zonnepanelen op het dak. Tegelijkertijd hebben we gezorgd voor goede isolatie van de schil. Ook is er zoveel mogelijk gebruik gemaakt van duurzame materialen die niet uitlogen, oftewel langzaam oplossen door lucht of water. Een voorbeeld is de buitengevel, die gemaakt is van de houtsoort Yellow Cedar die niet behandeld hoeft te worden.”

Nutsaansluitingen

Omdat het ging om een pilot, moest gedurende het traject nog veel onderzocht en uitgevonden worden. Dat vroeg om een intensieve samenwerking tussen de betrokken partijen, vertelt Bob. Eén van de leerpunten gaat over de nutsaansluitingen. “De bedoeling was om alle aansluitingen in de meterkast van de drijvende woning te plaatsen”, legt Pieter uit. “Maar bij woonschepen/waterwoningen, sluiten de nutsbedrijven aansluiting voor gas, elektra, drinkwater en riool, aan in een op de kade geplaatste aansluitkast of put. Vanaf deze kast of put is de bewoner verantwoordelijk voor de flexibele aansluiting naar de waterwoning. Een aansluitkast voor elke woning op de kade viel echter af, omdat dit afbreuk zou doen aan de uitstraling van het gebied.”
Uiteindelijk is er een aansluitkast opgenomen in de zijkant van de loopbrug die de verbinding vormt tussen de kade en de woningen. “Het is dus nadrukkelijk geen losse aansluitkast; hij is geïntegreerd in het ontwerp van de brug. Daarvoor waren flexibele aansluitingen nodig, wat best duur is en waar energieleveranciers niet om staan te springen. Dat kostte wel wat overredings- en denkkracht. De glasvezelaansluitingen zijn trouwens wel tot in het huis aangesloten. Wat ik vooral wil meegeven is: als je bouwt op het water moet je goede afspraken maken met nutsbedrijven over de voorzieningen. Wij hebben nu een praktische tussenweg gevonden, maar het liefst doe je het in één keer goed en maak je alle aansluitingen in het huis zelf, net zoals bij woningen op het land.”

Prefabricage

De woningen zijn door de bouwer op het voormalig scheepswerf terrein van Verolme in Bolnes gemaakt (hier zijn tegelijkertijd ook de prefab kademuren gemaakt voor Zevenbergen, zie elders in deze uitgave). Het was belangrijk om een locatie te zoeken die aan het water ligt, zodat de woningen makkelijk op het water konden worden gehesen. Ook de stabiliteit van de drijvende woningen zorgde voor uitdagingen. Pieter legt uit: “Je hebt te maken met een ponton, waarop een huis komt van ongeveer negen meter hoog. Daarom is er gekozen voor een betonnen ponton en een zo licht mogelijke woning. Het gewicht van de constructie zit onderin. Zo zorg je voor stevigheid en stabiliteit.”
“Samen met de bouwer is gekozen voor een prefab bouwsysteem met zelfdragende Kingspan TEK SIP-panelen (Structural Insulated Panels). Deze zijn opgebouwd uit een binnen- en buitenblad van 15 mm OSB/3 en een harde polyurethaankern. Om voldoende stijfheid te krijgen voor de windbelastingen en het kunnen verankeren van het casco aan het drijflichaam is tevens een staalconstructie toegepast. Op het land is deze combinatie niet nodig. Duurzaam is de keuze voor staal helaas niet. Dat vergt nog meer onderzoek en ervaring bij constructeurs, bijvoorbeeld met het gebruik van houten gelamineerde kolommen en liggers bij bouwen op het water.”

Duurzaamheid versus haalbaarheid

Duurzaamheid blijft sowieso een onderwerp waar verdere verbetering mogelijk is. “Zo was het plan aanvankelijk om een smart grid toe te passen”, zegt Pieter. “Dat is een mooie manier om huizen onderling energie te laten uitwisselen. Na veel overleg met adviseurs en leveranciers bleek ons project hiervoor toch te klein en viel het af.” Iets anders ligt het bij de pelletkachel-CV die standaard in de woningen zit. Een efficiënte installatie waarbij kleine houtbrokjes automatisch worden verbrand in een verwarmingsketel. “Inmiddels zijn er andere ideeën over duurzaamheid”, geeft Pieter toe. “Zo word je soms ingehaald door ontwikkelingen in techniek. Want een warmtepomp was twee jaar geleden nog niet ver genoeg ontwikkeld. Nu wel, dus hebben sommige kopers zelf initiatief genomen om zo’n waterpomp aan boord te nemen.”