Bouwfouten
Wat als prefab niet past?
Een jong stel verwacht gezinsuitbreiding en wil op tijd extra slaapruimte maken in een oude woning. Er wordt besloten op zolder een extra slaapkamer te maken, door het laten plaatsen van een dakkapel. De huidige zolder is namelijk niet zo hoog, alleen in het midden kan je rechtop staan. Twee aannemers adviseren maatwerk; een in het werk gemaakte dakkapel. Een derde aannemer adviseert prefab en meet alles alvast in. Het jonge stel vindt het geen aangename gedachte dat het dak niet weer binnen een dag waterdicht is: er wordt gekozen voor prefabricage. Maar dan blijkt de dakkapel niet te passen. Wat nu?
Tekst: Sjang den Ouden
Bureau voor Bouwpathologie BB
De ‘prefab dakkapellen’ aannemer komt voorafgaande aan het uitbrengen van de offerte ter plaatse inmeten, om de offerte op te kunnen stellen. Volgens de aannemer een globale inmeting om de prijs te kunnen bepalen en de specifieke kenmerken van de situatie te kunnen vaststellen. Denk aan bereikbaarheid, constructie, positie en ook maatvoering. De offerte is uitgebracht, de prijs door de opdrachtgever geaccepteerd en de voorbereiding kan beginnen.
De aannemer heeft in zijn standaard procedure opgenomen dat voor de prefabricage de timmerman van de werkplaats ter plaatse de situatie opnieuw in meet. Ter plaatse wordt door de timmerman een handtekening gevraagd aan de vrouw des huizes (alleen die was op dat moment thuis), onderaan zijn ‘doordrukformulier’/werkformulier. De krabbel wordt gezet en de timmerman gaat aan het werk in de werkplaats.
Plaatsing
Vroeg in de ochtend wordt er een gat in het dak gezaagd, de kraan wordt voor de woning opgesteld en de dakkapel wordt van de vrachtwagen boven het gat in het dak gehesen. Na enig meetwerk blijkt de dakkapel niet goed te passen op het dakvlak: de dakhelling wijkt af van de helling van de zijwangen van de dakkapel. De timmermannen overleggen wat met elkaar en nemen een besluit. De dakkapel wordt aan de onderzijde hoger geplaatst dan gepland, maar ook wordt besloten de gehele dakkapel hoger te plaatsen vanwege de stahoogte onder het plafond van de dakkapel.
Door de heer des huizes wordt halverwege de middag vanuit de achtertuin een blik op het dakkapel geworpen. Hij laat zijn ongenoegen naar de timmermannen blijken over het uiterlijk van de geplaatste dakkapel en dan met name de aansluitingen op het bestaande dak, de waterkeringen en de nok. Naar zijn mening ‘ziet het er niet uit’.
Onderzoek
Tijdens het onderzoek ter plaatse wordt door de bewoners gewezen op het feit dat het er aan de buitenzijde ‘niet uitziet’. De loodstrook aan de onderzijde is te hoog en aan de bovenzijde ter plaatse van de nok is aan weerszijde een grote slabbe te zien. De nok ziet er ook aan de voorgevelzijde anders uit dan voorheen. De stahoogte aan de binnenzijde van de dakkapel is echter ruimer dan verwacht.
Tijdens het onderzoek ter plaatse is aan de binnenzijde zichtbaar dat de sparing in het dak is uitgevuld met hout als correctie voor de maatvoering. Constructief is de dakkapel wel gekoppeld aan de bestaande dakconstructie, echter niet rechtstreeks. Het gebruikte hout is steeds doorgeschroefd naar het onderliggende. Het dak van de dakkapel is een kouddakconstructie, waardoor deze relatief dik is. Maar de onderzijde van het plafond ligt ruim hoger dan de onderzijde van de nokgording.
Aan de buitenzijde is de loodslabbe technisch correct aangebracht, maar is vanwege de hogere plaatsing breder geworden. Ter plaatse van de nok zijn echter veel bijzonderheden te zien. Hier is onder meer de isolatie van de aansluiting op de nok zodanig hoog komen te liggen dat geen afschot richting het dakvlak mogelijk is gebleken. De nokvorsten zijn op de dakbedekking verkleefd met kneedbare pasta. Daarnaast is ter plaatse van de dakrandaansluiting op de nok een grote loodslabbe aangebracht. Deze is over de nokvorsten aangebracht, volledig verkleefd en afgekit met zwarte kit. Deze slabbe is zodanig breed dat deze ruim buiten het dakkapel uitsteekt. De dakkapel zelf staat waterpas.
Dossier
Tijdens het onderzoek ter plaatse wordt door de aannemer gezegd dat de bewoners zelf voor de maatvoering van de dakkapel hebben getekend. Op verzoek wordt een afdruk van het formulier getoond. De bewoners geven aan hun handtekening niet te herkennen en zouden ook geen afdruk hebben ontvangen. Ook geven de bewoners aan dat zij de maatvoering ook niet hebben kunnen controleren omdat zij daar geen verstand van hebben. De maatvoering van de dakkapel als onderzocht komt overeen met de maatvoering op de productietekeningen van de aannemer en de maatvoering op het doordrukvel.
Conclusie en herstel
De hogere plaatsing en de consequenties hiervan voor het uiterlijk van de aansluitingen aan de buitenzijde van de dakkapel zijn technisch beoordeeld. Deze aansluitingen zijn niet aan regels gebonden en het betreft dus een meningsverschil over de visuele kwaliteit. De hogere plaatsing heeft echter ter plaatse van de nok geleid tot technische gebreken aan de plaatsing van de nokvorsten en de aansluiting en afwerking van de dakbedekking. De verwerking van de dakbedekking is wel aan regels gebonden, namelijk de verwerkingsvoorschriften van de fabrikant. Dit in verband met garanties op de prestaties. De plaatsing van de nokvorsten en de uitvoering van de waterkerendheid van de nok moet voldoen aan bouwkundige redelijke eisen van goed en deugdelijk werk. Hier voldoet het niet aan.
Om de nokaansluiting wel aan deze redelijke eisen te laten voldoen heeft ondergetekende geadviseerd de dakkapel opnieuw te laten plaatsen en dan lager in het dakvlak. Hierdoor kan de nokaansluiting op de juiste manier waterkerend worden afgewerkt en komt de nok weer in een lijn te liggen met de oorspronkelijke nok van de woning.
Resultaat is echter dat de vrije hoogte aan de binnenzijde zal afnemen. Dit is door de bewoners geaccepteerd tot aan de onderzijde van de nokgording: een verschil van 13 tot 15 centimeter. Positief effect is dat de loodslabbe aan de onderzijde van de dakkapel kan worden versmald en dat de grote slabbes ter plaatse van de nokaansluiting aanzienlijk kunnen worden verkleind.