Remontabel bouwen met kanaalplaatvloeren

Artikel delen

De ambitie van de overheid is om de gehele gebouwde omgeving voor 2050 circulair te maken. Een tussendoel is 50% minder primaire grondstoffen te gebruiken in 2030. Demontage, ontmanteling, hergebruik en dynamische wensen van gebruikers, zijn termen die aangeven waar het naartoe gaat. Opmerkelijk genoeg ontbreekt één essentiële term: remontabiliteit. Dat is een optimale vorm van hergebruik, waarbij materialen na het demonteren in hun oorspronkelijke vorm worden geremonteerd in een nieuw project. VBI heeft een visie ontwikkeld op remontabel bouwen en heeft inmiddels ook al losmaakbare kanaalplaatvloeren geleverd voor remontabele projecten.

Tekst: ing. Frank de Groot
Beeld: VBI

Phoenix Contact in Zevenaar.

Een mooi voorbeeld van remontabel bouwen is de uitbreiding van Phoenix Contact in Zevenaar.

Er komen steeds meer prikkels om circulair te ontwerpen, bouwen en slopen. In de eerste plaats moet bij nieuwbouw een milieuprestatie van 0,8 (woningen) of 1,0 (kantoorgebouwen) worden behaald. Die milieuprestatie zal richting 2030 – de minister werkt aan versnelling hiervan naar 2025 – waarschijnlijk steeds strenger worden. Daardoor wordt ook circulair bouwen een noodzaak om de schaduwkosten beperkt te houden. Maar er zijn ook andere prikkels, zoals de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) die vanaf 1 januari 2024 in werking treedt en ervoor zorgt dat de milieuprestatie duidelijk aangetoond moet worden bij oplevering. Verder wordt een woning of utiliteitsgebouw gewoon meer waard als deze een goede milieuprestatie heeft en bij veel hypotheekverstrekkers neemt daardoor de leenruimte toe of wordt de hypotheekrente verlaagd.

Het Rijksvastgoedbedrijf, Rijkswaterstaat en Prorail hebben verder de ambitie dat zij vanaf 2030 al hun opdrachten 100% circulair aanbesteden. Maar ook private partijen zullen dat in toenemende mate gaan doen om hun duurzaamheidsdoelstellingen te halen. Verder zijn er financiële prikkels, zoals belastingvoordelen via de MIA\Vamil. Denk hierbij aan investeringen die bijdragen aan een circulaire economie of klimaatadaptatie. Tot slot is circulariteit van belang bij certificering van duurzaam vastgoed volgens BREEAM-NL en GPR Gebouw. Genoeg redenen dus om vanaf nu circulair te ontwerpen, inkopen, bouwen en slopen.

Visie op circulair bouwen

VBI vindt remontabel bouwen een belangrijk onderdeel van circulair bouwen. Peter Musters, Adviseur Bouwconcepten bij VBI en gespecialiseerd in circulaire economie en CO2-reductie, legt uit: “Circulariteit draait om het principe dat de producten van nu de grondstoffen van later zijn; afval bestaat niet in de circulaire economie. Producten, materialen en grondstoffen behouden waarde.”

Het circulaire denken kent volgens Peter veel dimensies. “Hoe minder grondstoffen en energie ik nodig heb om mijn materialen te produceren, hoe lager mijn CO2-uitstoot.” Vanuit die gedachte is het Grondstoffenakkoord van 2017 tot stand gekomen, waarin de bouw als één van de vijf thema’s is opgenomen. Daarnaast is er het ‘Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2019-2023’. Maar ook de betonsector zelf staat niet stil. Zo zijn er diverse initiatieven voor efficiëntere productie, waarbij minder energie en grondstoffen nodig zijn. Zo’n initiatief is het Betonakkoord uit 2018 waarin zes doelstellingen tot 2030 zijn geformuleerd. Eén van de doelstellingen is minimaal 30% CO2-reductie ten opzichte van 1990, waarbij gestreefd wordt naar 49% en actueel zelfs 55-60%. Een tweede belangrijke doelstelling betreft het 100% hoogwaardig hergebruiken van vrijkomend beton.

Remontabele uitbreindingen

Bij het project Phoenix Contact is de uitbreiding remontabel. Dat houdt in dat de elementen, waaronder de staalconstructie en de kanaalplaten, losmaakbaar zijn en dus weer uit elkaar gehaald kunnen worden.

Remontabiliteit

Hoogwaardig hergebruiken van beton kan alleen als betonnen elementen in de sloopfase weer ongeschonden zijn terug te winnen. We spreken dan van remontabiliteit. Dat is de ultieme vorm van hergebruik; het demonteren van materialen én bij voorkeur in hun oorspronkelijke vorm remonteren. Peter: “De beste optie blijft natuurlijk om een gebouw langdurig in stand te houden. Maar als je dan toch gaat demonteren, zorg dan voor remontabiliteit. Over remontabiliteit moet je al in de ontwerpfase nadenken. Ontwerpen met een bouwbreedte van n x 1.200 mm is aanbevolen.”

Om de montagesnelheid te behouden, maar ook vanuit het oogpunt van optimaal waardebehoud, is het belangrijk om het aantal pasplaten te minimaliseren. Peter merkt op: “Daarnaast wil je geen gestorte druklaag, want dan moet je de vloeren later los zagen. Daarvoor in de plaats zal soms een dikkere kanaalplaat nodig zijn. Verder is een eenvoudige stapelstructuur van belang, het opsplitsen van kolommen per verdieping, geïntegreerde torsievrije liggers en het toepassen van remontabele en bereikbare verankeringen (indien noodzakelijk). Hierdoor kun je ook na decennia de vloerdelen eenvoudig en herbruikbaar uit het gebouw demonteren.”

Remontabel bouwen

Vooruit denken

Om de kans op herbruikbaarheid in de toekomst te vergroten – en daarmee waarde te behouden – kun je iets meer capaciteit en draagvermogen aan de vloeren en draagstructuur toevoegen. Peter: “Hierdoor neemt de kans toe dat ze ook aan toekomstige eisen kunnen voldoen. Of je gebruikt later dezelfde dimensionering bij een kortere overspanning. Voorgespannen kanaalplaatvloeren kun je namelijk probleemloos afkorten voor het opvolgende leven.”

Hij vervolgt: “Als je gebruikte kanaalplaten toe wilt passen in een project moet je eigenlijk al pakweg twee jaar van te voren weten dat er kanaalplaatvloeren gaan vrijkomen bij een gebouw dat gedemonteerd gaat worden. Dan kun je daar in het ontwerp rekening mee houden. Mocht bij demontage blijken dat (een deel van) de vloerplaten toch ongeschikt zijn, dan kun je alsnog nieuwe vloerplaten bestellen.”

Project

Een mooi voorbeeld van remontabel bouwen is de uitbreiding van Phoenix Contact in Zevenaar. Dit is een familiebedrijf dat wereldwijd marktleider en innovator is op het gebied van elektrificatie, koppeling en automatisering. Peter: “De uitbreiding van vier bouwlagen moest circulair én tijdelijk zijn, omdat het gebouw later eventueel naar een andere locatie verplaatst kan worden. Maar de uitbreiding moest ook een ‘heerlijke werkomgeving’ zijn voor de medewerkers, die flexibel is in te delen. Architect D & M Architecten Adviseurs heeft de uitbreiding zo ontworpen dat deze niet alleen flexibel indeelbaar is, maar ook demontabel en remontabel.”

Detaillering verbinding staalconstructie en kanaalplaten.

Detaillering verbinding staalconstructie en kanaalplaten.

Voor dit project hebben de architect, aannemer Welling Bouw en Onderhoud, Staalbedrijf IMetaal en constructeur Triops Advies B.V. samen met VBI de details verder uitgewerkt om aan de eisen te kunnen voldoen. Peter: “Daarbij was de hamvraag: wat zijn de randvoorwaarden voor een remontabele hoofddraagstructuur? In andere woorden: hoe verbind je de kanaalplaat aan de staalconstructie? En hoe zet je het gebouw in elkaar zodat je borgt je dat je het ook weer uit elkaar kunt halen, klaar voor hergebruik?”

Detaillering verbinding staalconstructie en kanaalplaten.

Detaillering verbinding staalconstructie en kanaalplaten.

Uiteindelijk is het gebouw remontabel gerealiseerd. Dat houdt in dat de elementen, waaronder de staalconstructie en de kanaalplaten, losmaakbaar zijn en dus weer uit elkaar gehaald kunnen worden. De gebouwstabiliteit wordt verzorgd door op diverse plaatsen windverbanden tussen kolommen en onder de vloeren toe te passen, wat goed past bij het remontabele karakter. Dit karakter komt ook tot uitdrukking in de opbouw van de vloerafwerking. Op de kanaalplaat is een droge Fermacell vloer en vervolgens een computervloer aangebracht.

Interessant was de proefopstelling die de aannemer maakte om te testen of de vloeren na bevestiging ook inderdaad goed uit elkaar te halen zijn. Dat bleek nuttig, want als uitkomst van de test is besloten om de naden van de kanaalplaatvloeren in te spuiten met een middel om het demonteren te vergemakkelijken.

windverbanden onder de vloeren

De gebouwstabiliteit wordt verzorgd door op diverse plaatsen windverbanden tussen kolommen en onder de vloeren toe te passen, wat goed past bij het remontabele karakter.

Greenscore

Met alle kennis die VBI de afgelopen jaren opgebouwd heeft, probeert de vloerenproducent met allerlei initiatieven de bouwkolom al vanaf de allereerste fase te ondersteunen bij het verder brengen van circulair  bouwen. Zo introduceerde VBI een paar jaar geleden de GreenScore-systematiek, die drie niveaus van duurzaam ontwerpen kent.

Het bouwproject van Phoenix Contact is een mooi voorbeeld van Design for Flexibility vanwege de flexibele indeelbaarheid. En tevens van Design for Reassembly, wat betekent dat de draagstructuren in het gebouw zodanig ontworpen zijn dat ze eenvoudig uit elkaar te halen zijn en in een andere constructie opnieuw gebruikt kunnen worden. Het derde niveau betreft Design for Recycling: het toepassen van betongranulaat.

De opzet van GreenScore is om toekomstig hergebruik van gebouwen, elementen en grondstoffen te stimuleren en vooral ook om van elkaar te leren. “We willen herbruikbaarheid opschaalbaar maken”, zegt Peter. “Als je een circulair gebouw wilt maken, moet je dat vanaf het begin goed voor ogen houden. Doe je dat pas tijdens de bouw, dan is het heel beperkt wat je nog kunt bereiken. Losmaakbaar ontwerpen is niet het doel maar het middel om de mate van herbruikbaarheid zo groot mogelijk te maken. Om deze reden heeft VBI samen met een groep constructeurs gewerkt aan ontwerpdetails voor remontabele draagstucturen. Deze zullen in juni 2023 worden gelanceerd, waardoor marktpartijen laagdrempelig remontabel kunnen construeren.”

Remontabel bouwen

Aantoonbare kwaliteit

Eén van de uitdagingen in de toekomst van remontabel bouwen is het borgen van de kwaliteit van vrijkomende kanaalplaatvloeren. Vooral onder de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) die op 1 januari 2024 in werking treedt, is dat een belangrijk item. Peter: “Een gedemonteerde vloer heeft geen CE-markering, DoP of KOMO-certificaat. Toch zal deze kanaalplaat moeten voldoen aan het Bouwbesluit en dus er zal een keuringsmechanisme nodig zijn door bijvoorbeeld drukproeven uit te voeren, bij voorkeur op basis van gedocumenteerde informatie. VBI kan deze rol op zich nemen zodat het gebouw met gebruikte vloeren net zo veilig is als met nieuwe vloeren. Berekeningen en legplannen zullen net als bij nieuwe verzorgd moeten worden. Aspecten als de toelaatbare mate van beschadigingen zijn nog niet geüniformeerd. VBI is van mening dat een gebruikte kanaalplaat zal moeten voldoen aan de eisen van nieuwe. Ergens zul je een balans moeten vinden en daar ligt nog een uitdaging. Zo loopt er een Europese onderzoek naar alle aspecten van remontabel bouwen – ‘Recreate’ – waarin VBI participeert, samen met onder andere TU/e.”

Momenteel is de vraag naar gedemonteerde kanaalplaatvloeren nog veel groter dan het aanbod. Maar als het aanbod groter wordt, is het belangrijk voor ontwerpers en bouwbedrijven dat ze weten welke vloeren er gaan vrijkomen. Peter besluit: “Een voorbeeld: Stichting Insert is in 2018 samen met twaalf sloopbedrijven begonnen met de bouw van een website en marktplaats, met als doel inzicht te bieden in herbruikbare bouwmaterialen en grondstoffen. De database is al snel uitgebreid met de groen- en civiele sector. Daarmee hebben architecten, ontwikkelaars en bouwers inzicht in de materialen die vrijkomen. Hoe mooi zou het zijn als er kanaalplaten retour zijn gekomen bij VBI en de markt op zo’n database de beschikbare vloeren kan vinden? Zo komen we stapje voor stapje dichterbij een volledig circulaire economie.”

Factor 5 milieuwinst

Eerder onderzoek van een TU/d student bij adviesbureau RHDHV toonde al aan, met onder andere de LCA-studie, dat de milieu-impact van bijvoorbeeld hergebruikte kanaalplaten veel lager is. Daarvoor werd een referentiekantoorpand gebruikt met tien gelijke verdiepingen (oppervlakte ruim 1.100 m2 per verdieping). Het resultaat is dat het hergebruik van kanaalplaten ten opzichte van nieuwe kanaalplaten een enorme milieuwinst oplevert tot wel een factor 5. Dat betekent een reductie van de milieubelasting met  maar liefst 80 procent.

VBI
www.vbi.nl