NII: “BENG eisen zijn geen stap vooruit”
De nieuwe rekenmethodiek voor de BENG eisen kan de handen nog wel op elkaar krijgen bij de Nederlandse Isolatie Industrie (NII). Maar de hoogte van de BENG-eisen leidt volgens André Meester en Benedikt van Roosmalen van NII niet tot een verbetering ten opzichte van de oude EPC-eisen. “In plaats van besparen gaan we meer CO2 uitstoten. Wil de overheid haar eigen klimaatdoelstellingen halen, dan bieden de ooit in 2015 geformuleerde veel strengere BENG eisen hiervoor een betere waarborg.”
Tekst: ing. Frank de Groot
Beeld: NII
Nederland moet net als alle EU-lidstaten in 2050 CO₂-neutraal zijn. Voor gebouwen moeten de BENG eisen een belangrijke stap zijn op weg naar dit doel. In eerste instantie was er in 2015 op basis van het DGMR onderzoek ‘Resultaten verkennende studie voor eisen aan bijna-energieneutrale gebouwen’ een beeld ontstaan van het niveau van haalbare eisen die voor nieuwbouw zouden gaan gelden. Zo zou het primair energiegebruik van nieuwe woningen volgens de voorgenomen eisen niet hoger zijn dan 25 kWh per m2 per jaar, het primair fossiel energiegebruik maximaal 25 kWh per m2 per jaar en het aandeel hernieuwbare energie minimaal 50%.
Zelfs de oorspronkelijk bedachte waarde voor het primair energiegebruik voor verwarming en koeling (BENG 1) lag al ver boven de voor passiefhuis gehanteerde maximale vraag voor ruimteverwarming en koeling van 15 kWh/m2 per jaar. “Opgemerkt moet wel worden dat deze laatste waarde niet wordt berekend met NTA 8800, maar met de PHPP (PassiefHuis Projecterings Pakket) rekenmethode. Deze rekenmethodes zijn niet 1 op 1 met elkaar vergelijkbaar. Maar beide berekeningen hebben wel als doel de werkelijke energiebehoefte voor verwarming en koeling in beeld te brengen”, zegt André Meester, voorzitter NII.
BENG eisen: stap achteruit
“Met de oorspronkelijk voorgestelde eisen waren we tevreden. Hier sprak ambitie uit en lag een kans om echt een stap vooruit te zetten, vergeleken met de EPC-eisen”, aldus André Meester. “Het was wel even schrikken toen op basis van een kostenoptimaliteitsanalyse (KOS) die in opdracht van het Ministerie BZK is uitgevoerd de eisen aanzienlijk werden aangepast. Op het congres ‘Energieprestatie 2.0’ dat op 20 november 2018 door NEN en ministerie BZK werd georganiseerd zijn de ‘concept geadviseerde waarden’ voor de BENG eisen bekend gemaakt. BENG 1 voor woningbouw was versoepeld naar 70 kWh/m2! Op basis van een internetconsultatie begin 2019 is die waarde later nog weer aangescherpt naar de definitieve 55 kWh/m2. Tussenwoningen die nu worden gebouwd volgens de minimum-Bouwbesluiteisen en de voormalige EPC van 0,4, behalen gemakkelijk op basis van de NTA 8800 een BENG 1-prestatie van 45 tot 50 kWh/m2 per jaar. Met maatregelpakketten die voldoen aan het ambitieniveau van 2015 zouden deze woningen tussen de 40 en 45 kWh/m2 per jaar moeten presteren Naar onze mening doet de huidige BENG 1-eis voor een groot deel van het bouwvolume dan ook geen recht aan het doel om de energievraag verder terug te dringen en in het verlengde daarvan de CO2-uitstoot te beperken.”
Benedikt van Roosmalen, bestuurslid NII, voegt toe: “Ik vind dat een kostenoptimaliteitsanalyse een verkeerd beeld geeft: een verbeterde energie performance vraagt nu eenmaal vaak oplossingen die nu niet gebruikelijk zijn, waardoor het als kostbaar wordt gekwantificeerd. Maar als de nieuwe oplossing eenmaal grootschalig wordt toegepast zakken de prijzen. In Duitsland liggen de kosten van triple glas op het niveau van HR++-beglazing in Nederland. We moeten dus oppassen dat ‘te kostbaar’, gaat prevaleren boven innovatieve oplossingen.”
Achtergrond BENG 1 eisen
Iedere vijf jaar wordt een nieuwe KOS uitgevoerd, om te kijken of de BENG eisen aangepast moeten worden. Volgens het ministerie van BZK was een versoepeling van de BENG-1-eis noodzakelijk omdat er bijvoorbeeld is besloten om het effect van ventilatiesystemen niet meer mee te laten tellen in de gebouwschil, maar dit over te hevelen naar BENG 2. Benedikt van Roosmalen, bestuurslid NII, licht toe: “Zo wordt er in BENG 1 nu gerekend met het traditionele Ventilatiesysteem C1 (natuurlijke toevoer en mechanische afvoer), die we veel in bestaande bouw aantreffen. Dit systeem resulteert in de winter echter in koude lucht die via de gevel- en ventilatieroosters binnen kan stromen, waardoor de energiebehoefte voor ruimteverwarming stijgt. Als gevolg hiervan valt het resultaat van de BENG 1 berekening voor nieuwbouw altijd ongunstiger uit dan de werkelijkheid, omdat in nieuwbouw veel meer geavanceerde ventilatiesystemen worden toegepast.”
Daarnaast wordt er volgens Van Roosmalen nu gerekend met een vereenvoudigd ventilatiemodel, waarbij de luchtstromingen door ventilatie, door spuien en door infiltratie ten gevolge van ongewenste luchtlekken in de gebouwschil niet langer – zoals in NEN 7120 – louter bij elkaar worden opgeteld. “De nieuwe rekenmethode houdt rekening met de onderlinge interactie die deze luchtstromen hebben. Hierdoor wordt de invloed van luchtlekken op het eindresultaat kleiner. Dat kan van invloed zijn op het comfort en de werking van de ventilatie.”
Kanttekeningen
Benedikt van Roosmalen zet nog meer vraagtekens bij het rekenen met Ventilatiesysteem C1 in NTA 8800 voor de berekening van de BENG 1-eis. “Dit systeem komt veel voor in de bestaande bouw en gaat uit van handmatige gevelroosters. Maar bij koud weer stroomt er dus koude lucht naar binnen. Omdat steeds meer woningen in de bestaande bouw worden losgekoppeld van aardgas, zien we daar de opkomst van lage temperatuurverwarming in combinatie met een warmtepomp. Die warmtepomp zal bij een C1-systeem moeite hebben om bij lage winterse temperaturen deze ‘koudeval’ te compenseren. Dat vraagt onnodig veel energie. Een LTV is dan minder geschikt. De extra ‘energievraag’ als gevolg van het rekenen met een vast ventilatiesysteem C1 wordt te ruim gecompenseerd in de BENG 1-eis, waardoor er impliciet een lagere eis over is gebleven voor de gebouwschil. In de praktijk zal er bij nieuwbouw overigens worden gekozen voor meer geavanceerde ventilatiesystemen met bijvoorbeeld voorverwarming van ventilatielucht en/of vraagsturing. De feitelijke prestatie van het gekozen ventilatiesysteem wordt alsnog in rekening gebracht in BENG 2.”
Een ander heikel punt is de vormfactor. De BENG 1-eis voor nieuwe gebouwen wordt bepaald door de verhouding tussen oppervlak van de gebouwschil (Als) en vloeroppervlak (Ag), de zogenaamde geometrieverhouding. Hiermee wordt een differentiatie per woningbouwtype gerealiseerd. Patiobungalows en tiny houses zijn namelijk voorbeelden van woningen die door hun relatief grote schiloppervlak moeilijk aan een vaste BENG 1-eis zouden kunnen voldoen. Om te voorkomen dat er onevenredige kosten gemaakt moeten worden om kleinere woningen aan de BENG 1-eisen te laten voldoen, is er gekozen voor een eis die afhankelijk is van de compactheid van een gebouw. “Wij vinden echter dat de ‘vervuiler’ ook moet betalen. Nu wordt je feitelijk gecompenseerd omdat je een relatief groot schiloppervlak hebt, dus energieverlies. Voor woningen is de vormfactor nu 1,5. Deze waarde wordt van de geometrieverhouding afgetrokken en middels een formule bij de BENG 1-eis opgeteld. Wij pleiten voor een vormfactor van 1,8, waardoor de BENG 1-eis lager, dus scherper wordt”, zegt Van Roosmalen.
Correctiefactor vervalt
NEN 1068 ‘Thermische isolatie van gebouwen’ rekende met een correctiefactor voor bouwkwaliteit van 2 of 5%, afhankelijk van wel of niet geconditioneerde omstandigheden. Indien de isolatie, zoals bij prefab timmerfabrieken, onder geconditioneerde omstandigheden wordt aangebracht, is de correctiefactor 2%. Bij aanbrengen op de bouwplaats is de correctiefactor 5%. Van Roosmalen: “Met de BENG, vervalt deze correctiefactor. Dat heeft weer met die onafhankelijkheid van techniek te maken. De uitkomst van de Rc-berekening valt hierdoor hoger uit. Een opbouw met een Rc 4,50 m2K/W wordt zonder de 5% correctie een Rc 4,74 m2K/W. Anders gezegd: volgens berekening conform de NTA 8800 zou met een iets geringere isolatiedikte een hogere Rc-waarde worden bereikt. Met ingang van de BENG eisen zijn de waarden daarom verhoogd naar: Rc 4,7 m2K/W voor de gevel, Rc 6,3 m2K/W voor het dak en Rc 3,7 m2K/W voor de vloer. Die worden dus door de nieuwe berekeningsmethode behaald met dezelfde isolatiedikte als vorig jaar.”
Wel zit er volgens Van Roosmalen een adder onder het gras: “Er wordt terecht een onderscheid gemaakt tussen een niet-, zwak- of sterk geventileerde spouw. Bij eenzelfde Rc kan er wel meer dan 20 mm verschil in isolatiedikte ontstaan. Of daar in de praktijk correct mee wordt omgegaan zal nog moeten blijken. Aangezien de Wkb een jaar is uitgesteld is het de vraag of daarop correct wordt gehandhaafd.”
Meer isoleren?
Zijn de huidige Rc-waarden voor nieuwbouw volgens de NII voldoende, of zouden die nog hoger moeten liggen? “Men verwacht wellicht dat we nu gaan zeggen dat we veel meer isolatie willen, maar dat zou ongenuanceerd zijn. Uit kostenoogpunt is het verstandiger vooral optimaal te isoleren en meer aandacht aan luchtdicht bouwen te geven. In onze ogen momenteel een ondergeschoven kindje. De optimale isolatiedikte is projectafhankelijk. Een vrijstaande woning met een relatief groot schiloppervlak moet je eigenlijk zwaarder isoleren dan een tussenwoning.
Primaire Energie Factor
In NEN 7120, de rekenmethodiek voor EPC, werd gerekend met een gemiddeld opwekkingsrendement van elektriciteit van 39%. Door schonere centrales en de toevoeging van duurzame energiebronnen, stijgt dit percentage in werkelijkheid. Daarom heeft de overheid er voor gekozen om dit rendement in NTA 8800 te verhogen naar 69%. Het gevolg is dat all-electric opties mogelijk onterecht beter scoren ten opzichte van de gasopties, biomassa of stadsverwarming (afhankelijk van het net) dan in NEN 7120.
“Feitelijk is de zogenoemde Primaire Energie Factor (PEF) voor elektriciteit in NTA 8800 verlaagd van 2,56 naar 1,45. Hiermee is het rendement van het landelijke elektriciteitsnet opgewaardeerd van 39% naar 69%. Elektrische apparaten presteren hiermee theoretisch 76% procent beter dan nu het geval is. Dit betekent dat de woningmarkt massaal zal inzetten op elektrische (warmte)voorziening. Deze beleidsmaatregel zorgt voor het stimuleren van ‘compenseren’ van energiegebruik in plaats van het ‘beperken van de energievraag’. Dat is echt iets anders. Compenseren leidt tot een overbelasting van het elektriciteitsnet en voor miljardeninvesteringen om het net te verzwaren. En wie gaat dat betalen? Juist, de belastingbetaler. Het druist ook volledig in tegen de trias energetica. Wij pleiten om te rekenen met een realistische PEF. Op zijn vroegst in 2030 halen we een PEF van 1,45 in Nederland. Door hier nu al mee te rekenen wordt de noodzaak om energie te besparen ontmoedigd en de energietransitie als geheel geremd. Je kunt nu beter inzetten op het voorkomen van energieverlies door goed isoleren. Ons advies is om de Primaire Energie Factor (PEF) voor elektriciteit aan te passen naar 2,0, conform het advies uit de Europese energie-efficiëntierichtlijn EED.”
De heren besluiten: “Het gedachtengoed achter de NTA 8800 is goed. Wij zijn voorstander van het rekenen met de werkelijke energiebehoefte en fossiele energiegebruik. Maar de hoogte van de BENG eisen en de onrealistische PEF-factor behoeven aanpassing om ons een stap dichter bij een CO2-neutrale gebouwde omgeving te brengen in 2050.”